Ouwerkerk zowel als de gedeputeerden stemden in beginsel met
het ontwerp in, doch laatstgenoemden achtten het toch nodig, het
advies te horen van de Hollandse generaals van het leger van Ouwer
kerk. Nog dezelfde dag riepen zij daartoe een krijgsraad bijeen,
waar behalve Ouwerkerk, de generaals Slangenburg en Tilly en
de luit.-generaals Salisch, Albemarle, Dopf, Heukelom, Dedem,
DomprÉ, van Ojen en de prins van Holstein-Beeck aanwezig
waren. Het voorstel stiet op eensgezind en krachtig verzet. Als
redenen werden aangevoerd de sterkte van de vijand, die in bataljons
de onze zelfs overtrof, en voorts het gevaar dat er gelegen was, met
twee door een rivier gescheiden legers te ageren. Alleen de veld
maarschalk was van een ander gevoelen, doch bezat niet de kracht,
zijn mening ingang te doen vinden.
Dopf en Heukelom begaven zich naar de hertog, om de bezwaren
uiteen te zetten. Marlborough trachtte hen gerust te stellen
door te verzekeren, dat hij niet van plan was, iets te ondernemen
'ten sij de occasie sulcks presenteerde', doch de generaals namen
geen genoegen met deze verklaring: zij doorzagen het 'complot',
en hielden vol, 'dat men ons soght te engageren'. Zij bewogen de
gedeputeerden, nog eens met de opperbevelhebber te confereren;
ook jegens hen betuigde de hertog niet te soecken als het beste,
en dat men door soo een mouvement (d.i. een mars evenwijdig
aan de linies in Noordelijke richting) naer de contenance van den
vijandt soude sien en dat niet van intentie was van te willen het
minste risqueren.'
In de 16e gehouden krijgsraad bleven nochtans alle generaals bij
hun gevoelen 'dat men sigh niet moest engageren'Bij de argumenten
voegde men thans nog de te verwachten vermoeienis van de troep en
fouragegebrek. Dat het echter wederom niet de zuiver tactische
gronden waren, welke het standpunt bepaalden, blijkt wel hieruit,
dat de Hollandse generaals in het leger van Marlborough, die men
eveneens had geraadpleegd, t.w. Hompesch, Noyelles, de graaf van
Oostfriesland en Oxenstiern, zich aan de zijde van de hertog
schaarden. Het was de oude strijd tussen linker- en rechtervleugel,
die weer in volle hevigheid was ontbrand. Begrijpelijk is, dat Marl
borough zich met de rechtervleugel heel wat nauwer verbonden
voelde dan met het leger van Ouwerkerk. De rechtervleugel toch
telde, behalve de Britse nationale troepen, tal van bevelhebbers en
regimenten, die hij bij Blenheim ter overwinning had gevoerd, en
in het algemeen meer vreemde troepen, die eerder geneigd waren,
in de Britse generaal hun natuurlijke aanvoerder te erkennen dan
het geval was'met de linker, waarin het Nederlandse element sterk
588