waar zij moest plaats hebben vernemen wij niet - werd afgezien. De 24e werd een dankdag gehouden wegens het succes bij Heylissem. Daar te voorzien was dat de vijand tot versterking van zijn veld leger en tot bewaking van de uitgestrekte linies, troepen uit Vlaan deren zou ontbieden, kwam de wenselijkheid op de voorgrond, dat Sparre een diversie zou ondernemen om zulks te verhinderen. Marlborough drong er sterk op aan, de bataljons, die enigszins uit de garnizoenen gemist konden worden, aan de generaal toe te zenden. De 22e en 23e zond Ouwerkerk, na overleg met de gede puteerden, dan ook order aan een viertal regimenten uit Bergen op Zoom, Breda en Den Bosch, n.l. die van Lauder, Torsay, de prins van Hessen en ten Ham, om zonder uitstel naar Vlaanderen te ver trekken, tot versterking van het kleine mobiele korps dat Sparre aldaar ter beschikking had 1). Over de aanval op de Dylelinie was, gelijk langzamerhand traditie geworden was, weer veel te doen tussen Marlborough, de Hollandse generaals en de gedeputeerden, waarbij de laatsten, niet bij machte tot oordelen in tactische kwesties, een min of meer passieve rol speelden en, na het aanhoren der wederzijdse argumenten, huns ondanks een beslissing moesten nemen, die dan meestal naar de voor zichtige kant uitviel. Slangenburg, Keppel en Dopf hadden het riviervak tussen Cor- beek en Neerijssche en het aanliggende terrein verkend, en aan Ouwerkerk en de gedeputeerden gerapporteerd dat het terrein 'seer avantageus' voor de vijand en de overgang 'seer difficiel' voor de onzen was. De krijgsraad, vervolgens in het Hollandse leger gehouden, sloot zich unaniem bij deze zienswijze aan, en bracht dit ter kennis van de hertog, 'dy ter contrarie oordeelden het practicabel te sijn, en tegens alle nadere remonstrancien gepersisteert om het aldaer te ondernemen'. De 29e stelden de luit.-generaals Heukelom en Dedem in een krijgsraad een ander plan voor, n.l. het bij verrassing bezetten van de nieuwe, nog niet voltooide linie tussen Werchteren en Haecht, na een voorafgaande demonstratie bij Corbeek-Neerijssche. Men kwam zodoende in de rug van de linies bij Antwerpen, en kon eventueel tot een beleg dezer stad overgaan; wilde men echter Zuidwaarts naar Brussel doordringen, dan zou men nogmaals de Dyle of wel de Rupel, Oost- of Westelijk van Mechelen moeten overschrijden. Marlborough aan Sparre, kamp van Vlierbeek, 22 Juli; id. aan Harley, 23 Juli, bij Murray, p. 1P6, 187; Ouwerkerk a. d. St.Gl, 22, 23 Juli (St.Gl 4481); Marlborough aan Heinsius 20 Juli, bij V.'t Hoff 310; Dopf aan id. 22 Juli (Heins. arch. 988). 6o2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 636