Niettemin moet er in dergelijke gevallen, volgens de gangbare opinie een 'schuldige' zijn, en in het Engelse kamp zag men kans, als zodanig Slangenburg te kwalificeren. De brave John ScoTb.v, rijmt in zijn 'Remembrance' 'And the Generall Slaniburgh he got an ill word, Some said he was now to blame, For he in that work had proved to slack Which brought a disgrace to his name' Dat deze stemming ook in de naaste omgeving van Marlborough rondspookte wordt duidelijk wanneer diens secretaris Hare, de 30e, als hij over de mislukte overgangspogingen schrijft, er aan toe voegt I believe I may add, it would have been done if some body had been away whose intolerable temper will let him know no superior. He cannot forgive the Duke the glory of passing the lines without letting him into the secret 1). Marlborough's bovengenoemde brief suggereert voorts niet meer of minder dan dat er verraad school onder zijn tegenstanders in het legerkamp. Inderdaad was er reeds tijdens de veldtocht van twee jaar te voren geklaagd, dat er 'lekken' waren in de krijgsraden. Men schreef dit toe aan de secretarissen, lakeien, oppassers en ander dienstpersoneel van de generaals, niet zelden lieden van Franse her komst, die er op allerlei wijzen achter wisten te komen wat in een krijgsraad was besloten en zulks aan de vijand overbriefden. Marl borough echter gaat verder; hij suggereert tot de verdenking van verraad onder de generaals, niet uit winstbejag doch om de operaties te dwarsbomen. Hieromtrent kan men slechts zeggen, dat geen hunner vroeger of later ooit van verraad is verdacht, en dat er zich, zover wij weten, geen onder de geallieerde generaals bevond wiens karakter of antecedenten een zodanige verdenking rechtvaardigden, de Britse kapitein-generaal uitgezonderd. Voor Marlborough was zij echter een motief om de generaals zo weinig als slechts mogelijk was te raadplegen bij het ontwerpen der operatiën en het geven van bevelen. Slangenburg beklaagt zich hierover doorlopend; in zijn brief aan Slingelandt van 6 Augustus heet het o.a.en wijl tot nogh toe alles seer obscuur voor ons, en impenetrabel voor den dienst is gepasseert Doch ook Keppel, allerminst een vriend van Slangenburg, schrijft aan Hein- sius, dat de Hollandse generaals 'als kinderen' worden behandeld, en overal buiten gehouden. Wetende echter, hoezeer Marlbo- J) Ferguson III-367Churchill 1-96^. 608

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 644