Partijen trokken zo ver mogelijk het land in om schrik te versprei
den en gijzelaars op te halenzij kwamen zelfs tot voor de poorten
van Kortrijk, Doornik en Meenen. Grote consternatie heerste dan
ook onder het landvolkGent en Brugge waren vol boerenfamilies,
die met hun vee en draagbare have waren gevlucht en op de straten
moesten overnachten. De paniek deelde zich zelfs mee aan de
troepen langs het kanaal Brugge-Oostende, die deels binnen deze
steden, deels in het fort tussen Brugge en Damme de wijk namen.
La Mothe had blijkbaar geen voldoende troepenmacht ter be
schikking om, nadat het overgrote deel in een menigte forten en
posten was versnipperd, aanvallend tegen de indringers op te treden.
Hij bepaalde zich tot het dekken van Gent, waartoe hij zich te
Wondelghem, onder de muren der stad, neersloeg. GacÉ vestigde
zich te Meulestede, aan de Oostzijde van het kanaal naar Sas van
Gent, daar hij de linies in het land van Waes niet geheel aan hun lot
wilde overlaten.
Sparre bekommerde zich verder niet om zijn tegenstander, doch
trok de ^e langs het kanaal in de richting van Brugge. Die dag kwam
hij te Bellem, de 6e te St Joris. Alle redouten en versterkte posten
die men tegenkwam werden genomen en verbrand. De je bereikte
hij Moerbrugge. De vijand vreesde voor Brugge; la Mothe was de
je daarheen gesneld, en van alle kanten werden troepen verzameld
om aan verdere ondernemingen paal en perk te stellen. Sparre
achtte derhalve de tijd gekomen, om de expeditie te staken: de 8e
marcheerde hij op Maldeghem, de volgende dag was hij te Middel
burg, op eigen terrein.
Tal van burgemeesters, baljuwen en andere notabelen vergezel
den het legertje als gijzelaars: financieel was de operatie dan ook
lang niet onvoordelig geweest: alleen het Vrije van Brugge had, zo
lezen wij, voor 400 000 gulden geconditionneerd. Hier en daar was
het wat rauw toegegaan; wij horen tenminste dat in zeker dorp,
waar geen bewoner meer werd aangetroffen, per ongeluk 18 huizen
zijn verbrand x). Wat het preventieve doel der operatie aangaat,
mag men aannemen dat zij er inderdaad aan heeft beantwoord.
Een belegering van Namen was als ieder beleg een kwestie van
geld en tijd; het vereiste echter omvangrijke voorbereidingenen
een sterk belegeringskorps, waarna nog een observatieleger moest
overblijven, voldoende om tegen Villeroy, van wie men mocht
verwachten, dat hij voor een zo belangrijke vesting een slag zou
6l6
l) Brieven van Lauder en Sparre, kamp van Lovendeghem 4 en 5 Augustus 1701; (R.v.St. 658);
Europ. Merc. 1 £0-134; Pelet V-63, 64.