riskeren, te zijn opgewassen. Dopf, die het beleg wel uitvoerbaar
achtte, stelde 4 Augustus alvast een memorie samen, waarin de er
voor nodige artillerie, materialen en toebereidselen werden opge
somd 1). De voornaamste moeilijkheden warendat het seizoen reeds
te ver gevorderd was, en dat de Pruisische en Paltsische troepen, die
men uit Duitsland zou hebben moeten ontbieden, niet tijdig konden
arriveren. Marlborough voelde niet veel voor de onderneming,
en hij had trouwens andere plannen.
Hompesch, die reeds eenmaal een zending voor de opperbevel
hebber naar Den Haag had verricht, ging de 2e Augustus wederom
derwaarts om het plan tot een nieuwe operatie bij de regering toe
te lichten. Zij bestond in een omtrekking van de Franse rechter
vleugel over de bovenloop van de Dyle. Hiervoor zouden enige
snelle marsen vereist worden, en het tweede deel van Hompesch'
taak bestond nu in het verkrijgen van toestemming, om enkele mar
sen te mogen verrichten zonder gebonden te zijn aan het houden van
een krijgsraad. Het gold dus een tijdelijke opschorting van de in
structie van de gedeputeerden te velde. Hompesch kwam de 4e in
Den Haag; het verzoek werd de ^e in de vergadering der Staten-
Generaal gebracht, die nog dezelfde dag de toestemming verleenden.
Marlborough zou, overeenkomstig zijn verzoek, 'een marsch
twee a drie' mogen doen 'sonder dat alvorens de sake wierde ge
bracht aende deliberatie van een crijchsraad'
Alleen zou hij, in het betreffende geval, mededeling moeten doen
aan de gedeputeerden en Ouwerkerk. Tevens werd bepaald, dat de
depêche die de machtiging inhield, door Hompesch aan de gedepu
teerden zou worden gegeven indien Marlborough zou oordelen
'eenigh desseyn van de uytterste secretesse ondernomen te moeten
worden', doch deed dit geval zich niet voor, dan moest Hompesch
haar onder zich houden en bij zijn thuiskomst bij de Griffier der Sta
ten inleveren.
Hompesch bracht nog enige dagen in Den Haag door en was de
12e terug in het leger, wat Keppel aanleiding gaf tot zijn merk
waardige brief van 13 Augustus, welke men in de bijlagen aantreft,
en welks inhoud reeds grotendeels ter sprake kwam 2).
Dezelfde dag schrijft ook Marlborough een brief aan de raad
pensionaris, waarin hij zijn voornemen te kennen geeft om de i^e
op mars te gaan. Dank zij de goede troepen stond, zo schreef hij, de
Marlborough zendt de memorie aan Heinsius met verzoek om diens oordeel (Murray p. 205). Het
antwoord van Heinsius van 8 Augustus bij V. 't Hoff 320. Marlborough aan Heinsius, kamp van
Meldert, 2 Augustus (Murray p. 197).
2) Heinsius aan Marlborough, Augustus bij V. 't Hoff nr 319; Seer. Res. St.Gl Augustus;
Albemarle aan Heinsius, kamp van Bossu, 13 Augustus (Heins. arch. 1007), zie Bijlage £0.
617