Welkom was in elk geval, dat de generaal-majoor van der Nath
de 16e het leger bereikte met een groot convooi van brood, artille
rie en ammunitie, afkomstig uit Maastricht. De pioniers, tot wier
dekking hij was bestemd, waren voorlopig naar huis gezonden en
het slechten der linies tot nader order gestaakt.
Vier eskadrons waren, zo lezen wij, naar Thienen en 2 naar
Diest gezonden tot bewaking van de zich aldaar bevindende
magazijnen.
De 16e werd de eigenlijke omtrekkende beweging aangevangen
door een mars van hemelsbreed 20 km naar Genappe. Zij ging door
zeer geaccidenteerd terrein, door beken, o.a. de bovenloop van de
Dyle, heggen en bosjes, doch het maken van de nodige openingen
en doorgangen liet veel te wensen over, hoewel er pioniers genoeg
waren. Het is wederom Slangenburg die dit critisch geluid laat
horen.
Des avonds werd een detachement van 20 bataljons en 20 eska
drons geformeerd en aan het hoofd geplaatst. Het stond onder bevel
van de generaal der infanterie Churchill, onder wie luit.-generaal
Bülow en de generaal-majoors Athlone en Murray.
De 17e ging men, evenals de vorige dagen, vroegtijdig op mars,
en kwam de linkervleugel te Braine-l'Alleud, de rechter te Hulpe,
het hoofdkwartier te Frischermont. De legerplaats strekte zich dus
ter lengte van 10 km uit in een richting Zuidwest-Noordoost langs
de Zuidrand van het Soniënbos; de linkervleugel legerde op wat
later het slagveld van Waterloo zou worden.
Te Genappe stond Marlborough voor de keus, om Westelijk
van het Soniënbos op Brussel aan te rukken, of wel rechtstreeks
tegen de Franse rechtervleugel te ageren. Uit de ligging van het
kamp, dat de 17e werd betrokken, blijkt dat de laatstgenoemde
handelwijze in het voornemen lag. Een oprukken met het gehele
leger door het Soniënbos kwam bij de toenmalige tactiek nauwelijks
in aanmerking; een poging om met min of meer sterke detache
menten naar Brussel door te dringen was echter niet uitgesloten,
en hiermee werd dan ook van Franse zijde rekening gehouden.
Villeroy was, toen de geallieerden de 1 ^e op Corbaix-Nil St
Martin marcheerden, nog bij Leuven gebleven. De mars op Gej
nappe was echter het sein, nog dezelfde dag een stelling in te nemen
achter de IJssche, zich uitstrekkende van Overijssche, waar het
hoofdkwartier kwam, tot Neerijssche. Rechts was zij aangeleund aan
het Soniënbos, links aan de Dyle. De stelling van Overijssche gold
bij de Fransen als 'inattaquable', zeker is echter, dat zij een niet te
onderschatten sterkte bezat.
619