Het zou voor de geallieerden een groot voordeel zijn geweest, indien zij aanstonds tot de aanval hadden kunnen overgaan. Het wachten was echter op het korps van Churchill, waaraan zulk een belangrijk aandeel aan de slag was toegedacht. Voorts worstelde de artillerie nog in het défilé van Hulpenhet was de vraag of en in hoeverre zij nog beschikbaar zou komen. Voor de cavalerie ontbrak het aan opstellingsruimte wegens het geaccidenteerde terrein, dat uitgebreide 'ouvertures' nodig maakte. Marlborough en Ouwer- kerk verkenden de vijandelijke stelling en de overgangen over de de IJssche. De conclusie was dat de aanval op vier plaatsen kon geschieden; bij Overijssche, tussen Overijssche en Huidenburg, bij Huidenburg en bij Neerijssche. Een afdeling van 300 man werd aan gewezen om het dorp Huidenburg te bezetten, doch zij werd na enig gevecht door sterkere Franse troepen teruggedreven. Intussen ver streek de dag. De Fransen maakten zich de tijd ten nutte door zich ijverig te versterken d.m.v. loopgraven, versperringen en batterijen. Hun hoofdmacht nam stelling op de heuvelrug ten Noorden van de Ijsschekleinere afdelingen infanterie nestelden zich in het terrein dicht langs de beek, gebruik makend van de vele heggen. De voornaamste tegenslag was ongetwijfeld het bericht, dat het korps van Churchill in het Soniënbos was vastgelopen. Het kreeg nu opdracht, terug te keren en zich links van Overijssche op te stellen, waar het aan een frontale aanval op 's vijands rechtervleugel zou kunnen deelnemen. Uit de aard der zaak nam ook dit de nodige tijd in beslag, zodat het eerst tussen vijf en zes uur des namiddags zijn nieuwe opstelling had ingenomen. Het schijnt niet voor betwisting vatbaar, dat de kansen op een succesvolle aanval inmiddels zeer waren verminderd. Dit is blijk baar ook de mening geweest van de gedeputeerden te velde toen omstreeks vijf uur werd besloten, een krijgsraad bijeen te roepen. De kritieke toestand, waarin het leger in geval van een nederlaag geraakt zou zijn, met de Fasne-beek in de rug, in vijandelijk land, met precaire verbindingen, zal hierbij mede van invloed zijn ge weest. In dit verband verdient opmerking, dat Albemarle reeds de 13e, toen aan de voorbereiding der operatie werd gewerkt, in grote trekken met de opzet bekend was, en Heinsius voor de juist ge noemde gevaren waarschuwdezij zullen zeker ook door anderen en met name door de gedeputeerden zijn overwogen. Aangaande de krijgsraad, die in de open lucht werd gehouden en een zeer dramatisch verloop had, verhaalt Slangenburg het vol gende. Het leger van Ouwerkerk had van ongeveer 10 uur tot na vijven tegenover Overijssche in bataille gestaan (althans wat de in- 623

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 661