aanval zeer goed mogelijk was geweest; ook volgens Slingelandt's inlichtingen was dit het geval, wanneer men de tijd niet met be raadslagen had laten verlopen. De berichten uit het Staatse kamp wijzen er daarentegen op, dat men hier in meerderheid het inzicht van Slangenburg deelde. De gedeputeerden hechtten vooral aan het oordeel van Salisch, die niet, als Slangenburg, reeds bij voor baat in de oppositie was. Dat Marlborough zich in zijn brieven aan Heinsius bitter over Slangenburg beklaagt, zal geen verwon dering barendeze droeg volgens hem de schuld aan de gehele mislukking. Slingelandt, en blijkbaar ook de heren in Den Haag, waren vooral op de gedeputeerden ontevreden, die volgens hen geen krijgsraad hadden moeten bijeenroepen. Ook de gedeputeerde van Schagen erkent dit achteraf, 'bijaldien de saeck soo considerabel niet was geweest'. Van hun kant gaven de gedeputeerden te kennen, dat de order van de twee a drie marsen geenszins hun instemming had, en dat deze order de stemming der generaals had bedorven. Dat een leger in het gezicht van de vijand opmarcheerde zonder dat een aanval volgde, was op zich zelf niets bijzonderswij zagen er reeds voorbeelden van bij Helchteren, bij Maastricht en nog on langs bij Sierck. Het onaangename van het geval was thans echter dat er, gelijk Marlborough reeds dadelijk voorzag, voor het leger, hoe sterk ook en uit hoe goede troepen bestaande, niet veel anders te doen zou overblijven dan het innemen van Leeuw en het slechten van de linies, zodat het resultaat van de veldtocht slechts in enige terreinwinst zou bestaan. Een pover succes dus voor een krijgs macht, waarop geheel Europa het oog gevestigd hield. Villeroy schrijft in zijn verslag aan den koning: 'II ne faut pas douter que le due de Marlborough jettera la faute sur M.M. les Etats', en hierin bedroog de maarschalk zich niet. De 19e, uit het kamp van Basse Wavre, geeft Marlborough kennis van het gebeurde aan de Staten. 'Sur le midi, ou un peu après, toute notre armée fut rangée en bataille, et ayant visité avec M. d'Auverquerque les quatre postes que je voulais attaquer, je me flattais déja, vu la bonté et la superiorité de nos troupes, de pouvoir bientöt feliciter vos H. P. d'une glorieuse victoire. Mais enfin, quand il ne s'agissait que d'attaquer, on n'a pas jugé a propos de pousser l'affaire. Je suis sur que MM les Deputés de vos H. P. leur feront part des raisons qu'on leur a alléguées de part et d'autre, et qu ils rendront justice en même temps a M. d'Auverquerque en leur informant qu'il était du même sentiment avec moi, que 1'occasion etait trop belle pour la laisser échapper; mais je me suis pourtant soumis, quoiqu'avec beaucoup de regret. 627

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 665