zou zeggen, dat de generaals met elkaar gebrouilleerd waren. Hij herhaalt dit voorstel enkele dagen later, doch blijkbaar is er geen gevolg aan gegeven. Marlborough hamert geregeld op dit aanbeeld. In een brief van 27 Juli aan Heinsius heet het, in strikt vertrouwener is te veel 'faction'. Evenzo in zijn brief van 2 Augustus (zie pag. 609). Geen wonder, dat de Staten bij een resolutie van 2 September aan de gedeputeerden opdragen, met alle middelen de eendracht onder de generaals te bevorderen. Blijkbaar heeft Slingelandt dezelfde dag ook aan Slangenburg over de chronische 'mesintelligentie' geschre ven, want in diens antwoord van de 7e legt de generaal er de nadruk op, dat integendeel de generaals van Ouwerkerk 'in alle operatien van één sentiment' zijn geweest. Ook in zijn brief aan Heinsius van de 19e komt hij nog eens met klem tegen de beweerde onenigheid op1). De hoofdoorzaak van Slangenburgs val lag echter elders. De Staten konden of wilden het niet laten aankomen op een breuk met Marlborough, wat tevens wilde zeggen: de Britse regering. Deze toch stond met haar volle gewicht achter haar vertegenwoordiger; Slangenburg daarentegen had onder zijn landgenoten naar het schijnt meer vijanden dan vrienden. De uitkomst van het conflict kon dus niet twijfelachtig zijn. In Engeland zowel als in de Republiek begon de publieke opinie zich met het geval te bemoeien. Aan de overkant der Noordzee zagen enige scherp gestelde pamfletten tegen de gedeputeerden en de Hollandse oorlogspolitiek het licht 2). In de Privy council was er ernstig sprake van, een buitengewoon gezant naar Den Haag te zenden om het misnoegen der Britse regering over de gang van zaken kenbaar te maken en aan te dringen op een meer absoluut gezag van de opperbevelhebber in krijgszaken. Aan Lord Pembroke had men deze zending toegedacht. Het zou misschien niet kwaad geweest zijn, indien deze de toedracht eens van twee kanten had kunnen horen. Marlborough zag echter geen heil in de voorgestelde démarche nu er zulk een opwinding ('ferment') en tweedracht onder het volk Zie Bijlagen 54 en 57. Voor Slingelandt's opinie zie men zijn brief aan Goslinga van 5 September (Archief Twickel, zie Bijlage £3). 2) Pamfletten van Engelse zijde: Meulman III nr 7819: 'The Dutch Deputies. A. Satyr. Quid non Batavia fecit. London, printed in the year 1705'. Id. nr 7820'The Dutchmans answer to the Lord Havershams speech', London z.j. De redevoering van Haversham bij Lamberty III-708. Het meest aanstoot gevende pamflet vindt men bij Knuttel, nr 15393 'The Dutch politics examin'd or the danger of a defensive war to the confederates', London 1 September 1705 (34 pag.), in Franse verta ling bij Lamberty III-490. Van Nederlandse zijde hebben wij geen pamfletten van polemische strek king over de zaak aangetroffen, evenmin als over voorafgaande krijgsbedrijven in deze oorlog. Over Het verbod van 'The Dutch politics examin'd' Lamberty III-493. Over het couperen in het bulletin van 19 Augustus in de 'London Gazette' Murray 259, vgl. 224; Marlborough's brief aan Godolphin hierover: Churchill I-984. 631

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 669