deren over om Albemarle te verzoeken, zijn voorstellen aan de koning over te brengen. Ook tegen de wijze waarop men zich voor stelde, Keizersweert aan te vallen, opperde hij bezwaren. Hij kende hier de toestand, daar hij in 1689 had meegeholpen, de stad te veroveren. Het is niet ons voornemen, beschouwingen te wijden aan de al of niet uitvoerbaarheid van Coehoorns veldtochtsplan, dat ons in de Napoleontische strategie verplaatst en, van modern standpunt bezien, heel wat meer aantrekkelijks bezit dan het inder daad ten uitvoer gebrachte. Slechts wat de moeilijkheden, die hij bij het beleg van Keizersweert voorzag aangaat kan men vaststellen, dat deze inderdaad niet zijn uitgebleven 4). Beschouwen wij thans de toestand aan Frans-Spaanse zijde, dan blijkt dat ook hier het grootste deel der beschikbare strijdkrachten door bezettingsdienst werd verbruikt. Besloten was, zich tot een strategisch defensieve houding te bepalen. Als de meest bedreigde gebieden golden enerzijds Vlaanderen, vooral met het oog op een eventuele landing, anderzijds Opper-Gelder en het Keulse; Brabant in mindere mate 2). Het Spaanse leger, onder de markies van Bedmar, was belast met de verdediging van het gebied tussen de Noordzeekust en Lier. Van de ^2 bataljons en 37 eskadrons die de totale sterkte uitmaakten, waren 1 bataljons en 19 eskadrons als mobiele macht in een kamp tussen Antwerpen en Lier gelegerd. Zij hadden tot taak hetzij aan een aanval uit Noordelijke richting het hoofd te bieden, hetzij in Vlaanderen op te treden. Een kleinere macht onder La Mothe (11 bataljons en 7 eskadrons) lag in twee kampen onder Brugge en Gent. De rest lag verdeeld in Nieuwpoort, Oostende, Damme, de linies van het land van Waes en de Scheldeforten, Santvliet, Ant werpen en Lier 3). Van het Franse leger werd de hoofdmacht omstreeks 10 April samengetrokken in de omgeving van Diest; aanvankelijk bedroeg de sterkte slechts 3^ bataljons, onder de maarschalk Boufflers. Uit sterktestaten, welke Boufflers de 22e naar Parijs zond, blijkt, dat op deze dag de verdeling der troepen gedacht was als volgt 4) 45 V. Sypesteyn, p. 27 vlg.Albemarle aan Heinsius, Brielle 16 Maart. 2) Beschouwingen over de concentratie aan Franse zijde in de 'Mémoires militaires relatifs a la Succession d'Espagne sous Louis xiv', Dl II, p. 472 vlg. Dit werk, nog steeds de hoofdbron voor de oorlog, in het bijzonder van Franse zijde, werd geschreven door de in 1790 gestorven generaal De Vault, directeur-generaal van het 'Dépot de la guerre'en in 183^ en volgende jaren herzien en uitgegeven door zijn latere opvolger, de luit-generaal Pelet. Het wordt verder aangehaald als 'Pelet'. Over De Vault: de 'Introduction' van Pelet bij Dl I. 3) Pelet II-477, 480, 481 4) Pelet 482 vlg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 67