slechts een plan voor de winterkwartieren; o.a. was er sprake van een posteringslinie van Breda tot aan de Maas, en voorts van het versterken van een aantal stadjes, welke als kantonnement zouden worden gebezigd. Tenslotte verzochten de generaals voor diegenen van hen, die in de a.s. winter dienst zouden moeten doen, extra- ordinaris tractement en fourage zoals in de vorige oorlog gebruike lijk was geweest. In een begeleidende brief kondigde Ouwerkerk aan, dat Heukelom in Den Haag zou komen om het project toe te lichten. In hun antwoord van 9 September betuigden de Staten hun ernstig ongenoegen over het ontwerp, dat in het geheel niet aan hun bedoeling beantwoordde. Zij drongen nogmaals met kracht aan op een nieuwe operatie, doch verklaarden de komst van Heukelom, die hieromtrent misschien licht zou verschaffen, te zullen af wachten. De mededelingen, welke Heukelom kon geven, verbeterden hun stemming niet. Zij hadden slechts betrekking op het reeds in gediende projectomtrent nieuwe operaties had hij geen instructies meegekregen. Het enige wat hij dienaangaande wist te berichten was, dat, volgens de algemene opinie, er nog wel iets ondernomen zou kunnen worden, indien de vijand een detachement naar Duits land deed. Nu was, in de ogen van Heinsius en de Staten, de maat vol. In een brief van de 10e September ontvingen de gedeputeerden for meel opdracht, een ontevredenheidsbetuiging aan de generaals over te brengen, wegens het feit, dat zij slechts dachten aan het in richten van winterkwartieren in plaats van plannen te beramen voor belangrijke en eclatante krijgsverrichtingen. De oorlog moest met meer kracht dan tot nog toe worden gevoerd; met een superieur en victorieus leger mocht men desnoods wel iets 'hasarderen'. De generaals trokken zich de 'harde expressiën' in deze officiële reprimande ten zeerste aan, te meer omdat zij reden hadden, te vermoeden, dat het niet alleen de teleurstelling over het ontvangen project was, die er aanleiding toe had gegeven, doch dat het mis noegen der Staten eindelijk hun gedrag tijdens de gehele veldtocht betrof. In allen gevalle gevoelden zij zich verongelijkt, en het is Keppel, die hieraan op even bittere als openhartige wijze uiting geeft jegens de raadpensionaris, in een brief welke men in bijlage ^6 vindt opgenomen. Tegelijkertijd als aan de gedeputeerden richtten de Staten een schrijven tot Marlborough, waarin de regeerders hun onvoldaan- 640

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 678