Deze attaches waren de goedkeuringen der provincies, waar
troepen zouden komen öf over welker grondgebied zij moesten
marcheren, aan de door de Staten-Generaal uitgegeven patenten.
Het kwam namelijk veel voor, dat de troepen in de dorpen moesten
verblijven, totdat deze attaches waren aangekomen.
De 9 e November werden te Turnhout de orders van de Staten-
Generaal omtrent het 'separeren' van het leger ontvangen. Reeds de
volgende dag gingen de zeer verzwakte Engelse troepen naar hun
Noordbrabantse garnizoenen, terwijl de overige de mars naar de
Maas voortzetten. Te Lummel verlieten de 13e de Luneburgse op
Engelse soldij staande troepen het leger om naar Roermond en
vandaar naar hun winterkwartieren te vertrekken. Dat het nog niet
geraden was, het leger geheel uiteen te doen gaan, bleek wel door
dat de Fransen, onder Greder en de Levy, de 12e nog een aanslag
op Leeuw beproefden. Toen zij echter bij het aanbreken van de
dag de wallen bezet en de verdedigers voorbereid vonden, keerden
zij, zonder verdere pogingen te wagen, huiswaarts.
De 13e kampeerde het leger, voor zover nog aanwezig, te Peer.
Toen de eerstvolgende dagen van alle kanten berichten kwamen,
dat de vijand zijn krijgsmacht uiteen had doen gaan, werd ook de
geallieerde de 16e definitief ontbonden. Een groot aantal kleinere
steden, welke als kantonnement werden gebruikt, werd tegen 'in-
sultes' in staat van tegenweer gebracht, als Leeuw, Hasselt, Tonge
len, Munsterbilsen en Bree. Niet onbelangrijke sommen waren
hiermee gemoeid; de Staten hadden het versterken dan ook liever
achterwege gelaten, als niet Marlborough er bepaaldelijk op
gestaan had. Ook in Eindhoven, Helmond en Weert kwamen gar
nizoenen. In het geheel kwamen 99 bataljons en 98 eskadrons in de
Maasstreek, het overige in Noord-Brabant en Vlaanderen
Hiermee was de veldtocht van 170^, voor wat de Nederlanden
betrof, ten einde. Het resultaat had niet aan de grote verwachtingen
beantwoord. Op het gelukkig succes van Heylissem waren slechts
mislukkingen gevolgd waarvan de partijen elkaar over en weer de
schuld gaven. De regeling der bevelvoering was inderdaad gebrekkig,
met name wat betreft het vetorecht der gedeputeerden en de ver
plichting om bij allerlei gelegenheden krijgsraad te houden. Welis
waar waren dit tot op zekere hoogte noodzakelijke uitvloeisels van
de bestuursinrichting der Republiek en van de omstandigheid, dat
het leger aan een Brits opperbevelhebber werd toevertrouwd,
647
h Ouwerkerk a. d. St.Gl 2, 6, 9, 18 November 1705-; id. aan Heinsius 2, 57 9, 12, ir, 18 Novem-
r 11°S (Heins. arch. 1019). Pelet V-ioj-io8.