Alvorens dit hoofdstuk te besluiten, dienen wij Marlborough nog te vergezellen op zijn reis door Centraal Europa. Even als die van het vorig najaar zal zij ten doel gehad hebben, door onderling contact en het uit de weg ruimen van diverse geschillen de banden tussen de mogendheden der Grote Alliantie nauwer aan te halen, en tevens voorzieningen te treffen voor de veldtochten van het vol gend jaar. Na de 26e October het kamp van Calmpthout te hebben verlaten, arriveerde hij de 30e te Frankfort. Onderweg had hij te Beinsberg een onderhoud met de keurvorst van de Palts, dat liep over het zenden van troepen naar Italië, waar de militaire toestand meer dan elders zorg baarde. De keurvorst verklaarde zich bereid, 6 bataljons naar het leger van Eugenius van Savoye te zenden, op voorwaarde dat Engeland en de Staten behalve de 7000 man Paltsische troepen, welke reeds in hun soldij stonden, er nog 3000 overnamen. Marl borough beloofde en schreef in deze geest aan Heinsius het daarheen te willen leiden, dat de Staten hierin zouden toestemmen, waarna ook de Engelse regering waarschijnlijk geen bezwaar zou maken. Te Heidelberg had nog een onderhoud plaats met de markgraaf van Baden, waarna Marlborough de reis naar Weenen voort zette, en aldaar de 12e November aankwam. Hij vond hier de keizer, het hof en de ministers alleszins gunstig gestemd voor een krachtige voortzetting van de oorloghij stelde order op het betalen der subsidies aan het leger van prins Eugenius, en vond de keizer bereid tot het doen van stappen, gezamenlijk met Engeland en de Republiek, ter bemiddeling tussen de Deense koning en de hertog van Holstein, die overhoop lagen nopens de bezetting van de bis schopszetel van Lübeck. Een conflict diende hier te worden voor komen, daar dit, vooral bij eventuele Zweedse inmenging, het terugroepen van de Deense subsidietroepen tengevolge zou hebben. Het volgende bezoek gold Berlijn, waar de hertog, via Breslau, de 30e aankwam. Het verdrag van 28 November van het vorig jaar, krachtens hetwelk 8000 man Pruisische troepen in Italië dienst deden, moest vernieuwd worden. Marlborough vond de koning in een hoogst onpleizierige stemming, doch bereikte niettemin dat het bewuste tractaat de 3e December werd vernieuwd. Hij vond het niet geraden, aan te dringen op het intrekken van 's konings be sluit, waarbij de Pruisische troepen van de Bovenrijn werden terug- ontboden, en hoopte dat deze zaak te zijner tijd in der minne zou worden opgelost. De koning had ook reeds gedreigd, zijn troepen uit de Nederlanden terug te roepen wegens achterstand in betaling, 649

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 687