tar geweken, vooral toen de vloot, hoewel wegens voortdurende tegenwind eerst de 14e April, de baai binnenliep en de nodige troepen, krijgs- en levensbehoeften aan land bracht. Ook Tessé zag nu eindelijk het doelloze van verder pogen in, en de 22e eindigde het beleg, waarbij de Franco-Spanjaarden zeker enige duizenden - wij vinden het getal van 10 000 genoemd - manschappen hebben verloren. Ook aan de Portugese grenzen streden de bondgenoten aanvanke lijk niet zonder voordeel. Het gros der strijdkrachten trad dit jaar op ten Zuiden van de Taag, in de provincie Alentejo, ter sterkte van 36 bataljons en 40 eskadrons, tezamen pl.m. ij 000 man voetvolk en 3 300 paarden. Het opperbevel voerde, volgens Portugees gebruik, de 'general des armes' in Alentejo, n.l. de oude generaal Don Mello de Castro, markies van Galveos. In practijk voerden echter Galway, Fagel en een Portugese generaal het commando, en wel zodanig, dat zij elkaar om de week aflosten. Bij het leger bevonden zich alle Hollandse troepen, n.l. 4 bataljons en eskadrons onder Friesheim, en van de Engelsen 4 bataljons en 10 eskadrons onder Galway. Aan artillerie waren aanwezig 20 stukken belegeringsgeschut, 24 veld stukken en 7 mortieren. Tot degenen, die het leger vergezelden, behoorde ook de Admirant van Castilie. Zijn aanwezigheid moest ten bewijze strekken, dat de oorlog niet tegen Spanje was gericht, doch slechts ten doel had, de Spanjaarden van de heerschappij der Fransen en van de door dezen op de troon gezette onwettige vorst te bevrijden. Het doel van de veldtocht was wederom, in Castilië binnen te dringen. Gedachtig aan de regel, dat men nimmer een vijandelijke vesting in de rug moet achterlaten, zou eerst Valencia de Alcantara worden veroverd, en vervolgens het aan de Taag gelegen Alcantara. Of men daarna nog aan de inval toe zou komen zou van de inmiddels verbruikte tijd, de geleden verliezen en andere omstandigheden af hangen. Een tweede leger, 6000 man infanterie en 1000 ruiters sterk, zou onder de markies das Minas in Beyra opereren. Het zou Salvatierra belegeren, en 'in geval van nood' het hoofdleger te hulp komen. Dit concentreerde zich de 24e April bij Aronches; de 30e zette het zich in mars naar Valencia de Alcantara. De Portugese luit.- generaal graaf van St Juan ging met 600 ruiters vooruit om de stad te berennen. De 2e Mei verscheen het leger voor de vesting. Deze 632

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 690