nen1). Het opperbevel voerde das Minas, aangezien Galveas wegens zijn hoge leeftijd voor de gewichtige doch inspannende taak bedankt had. Na das Minas waren als voorheen Galway en Fagel de hoofdpersonen in het leger, onder wie Portmore het Engelse Friesheim het Nederlandse contingent commandeerde. Nadat het leger zich de 27e September op het rendez-vous had samengetrokken, trok het de 29e naar Ponto Cayo, vanwaar de aeneraal St Ju an met een detachement cavalerie ter berenning van Badajoz werd vooruitgezonden. De 2e October werd de Gevora (in onze bronnen ook Chevra genoemd) en vervolgens de Guadiana overgestoken, waarna de stad aan de Zuidkant werd ingesloten. De omsingeling was echter ver van volledig, daar het terrein ten Noorden van de Guadiana, waar het fort St Cristobal als bruggehoofd lag, bij gebrek aan troepen onbezet bleef. Alleen een afdeling cavalerie was hier gelegerd onder St Juan, met het doel, een eventuele vijandelijke nadering aan die zijde der rivier tijdig te melden, waarna de nodige troepen de Guadiana, die op vele plaatsen gemakkelijk doorwaadbaar was, zouden overgaan. Over de wijze, waarop de insluiting en het beleg moesten worden aangevat heerste weder een diepgaand meningsverschil tussen Fagel en Galway, op welke kwestie wij in het bestek van ons verhaal niet willen ingaan 2). Juist bij het begin van het beleg bereikte Fagel de toestemming van de Staten-Generaal, onder datum van 2 September, om naar het vaderland terug te keren, waartoe hij reeds lang een verzoek had ingediend. Hij schreef derhalve naar Lissabon om de goedkeu ring van de koning, en ging in afwachting hiervan alvast op reis, in de hoop, zich op de vloot, die van Barcelona werd terug verwacht, te kunnen inschepen. Onderweg kreeg hij evenwel bericht, dat de koning het verlof weigerde, gepaard met de order om zich weer naar het leger te begeven, waar hij, op zijn schreden teruggekeerd, de 8e October aankwam. Een van de misslagen welke naar zijn oordeel waren begaan, was, dat men verzuimd had, Talavera, op i1/2 a 2 uur van het kamp aan de Guadiana gelegen, en dat slechts zwak was versterkt, in te nemen en het magazijn, dat de vijand er had, te verbranden. Aanvankelijk had de tegenpartij er slechts zwakke krachtenin de tijd van Fa- gels afwezigheid waren zij echter reeds aanmerkelijk toegenomen: Fagel a. d. St.Gl, Elvas 16 September (St.Gl 702^). Het leger zou dus nog geen 6000 manen 3000 ruiters hebben bedragen. Schonenberg geeft, in zijn bericht aan de Staten van 3 October een veel grotere sterkte op, nl. 18 000 man en 500 beredenen. 2) Fagel ad. St.Gl, Elvas 29 September 170^, St.Gl 7159. 66

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 705