plaatsende Nederlanders kwamen grotendeels in Elvas en Olivenza.
Galway, wiens onderarm moest worden geamputeerd, liet zich,
van een pas voorzien, door Badajoz naar Elvas vervoeren, en ontving
in eerstgenoemde stad tal van beleefdheidsbezoeken van Tessé en
andere Franse officieren.
Fagel draalde niet met naar het vaderland te vertrekken, en ging
hiertoe in Lissabon aan boord van een oorlogschip van van der
Dussen. Hij vertrok niet zonder van koning Pedro ii, die hem zeer
waardeerde, warme dankbetuigingen en 'aanmerkelijke vereeringen'
te hebben ontvangen.
KRIJGSVERRICHTINGEN
IN ITALIË EN AAN DE BOVENRIJN
Noord-Italië was het enig strijdtoneel, waar het overwicht duide
lijk aan Franse zijde was. In Piëmont streed Vendome met voordeel
tegen Victor Amadeus ii, terwijl zijn broeder, de Groot-Prior
Vendome, met een legermacht aan de Mincio stond om Oostenrijk
te beletten, de bondgenoot te hulp te komen. Ten Zuiden van de Po
trachtten de Oostenrijkers onder von Leiningen tevergeefs het
door de Fransen geblokkeerde Mirandola te ontzetten.
Terwijl de Oostenrijkers voorlopig tot machteloosheid waren
veroordeeld, maakte Vendome gestadig vorderingen, zodat Ama
deus zich steeds meer tot zijn hoofdstad en de naaste omtrek be
perkt zag. In Maart maakten de Fransen zich meester van de stad
Nizza en van Villafranca; de dapper verdedigde citadel van Nizza
bleef daarentegen nog tot in het begin van 1706 in handen van
Savoye. De 9e April viel eindelijk Verrua, en als in Juli Chivasso
wordt genomen, maakt Vendome zich gereed, Turijn te belegeren,
met welks val aan de laatste tegenstand in het hertogdom een einde
zou komen, zodat hij zich voortaan met verdubbelde kracht tegen
de Keizer zou kunnen wenden. Dat de steeds onvoltallige, slecht
uitgeruste en gebrek lijdende Oostenrijkse troepen hem zouden
weerstaan, leek niet waarschijnlijk.
Het was het veldheerstalent van Eugenius van Savoye, dat in
deze critieke dagen het evenwicht voorlopig herstelde. Dank zij
de bemoeiingen, welke Marlborough reeds sinds het vorig jaar
had aangewend, was een Pruisisch korps van 8000 man, benevens
O
HOOFDSTUK IX
O
670