bijlage 8. Zie pag. 98. (St.Gl 4996) W. HOFMAN VAN SOMER TOT AELST TE NIJMEGEN (Aan de St.Gl) 21 Juni 1702 Ontrent het voorval, voor deeze stadt, op den 11 deser, hebbe ick aen U Hooge Mo. geen bericht gedaen, dewijle ick oordeelde, dat dat van Hooger Hant, wel sou gedaen werden: maer zedert met de grooste verwonderingh comende te verstaen, dat ick wert gecalenjeert, dat de defentie van binnen en buijten deeze plaets, niet in meerder ordre is geweest, een slechte recompance van een 36 jaerige dienst en soo veel vergooten bloet, en verlemde leden: waer om ick van U Hoogh Mog. versoeck, die genade van kortelijck gehoort te werden ontrent dat geen dat mijn in 't particulier can concerneren, als wesende niet redelijcker, als het doen van defentie, daer eer en reputatie wert aengetast: op deeze stadts wallen, sijn op ordre van de generael Coehoorn, opgevoert voor ongevaer een jaer geleden, 26 metale stucken, van alderleij calibre, meest swaer canon, 16 ijseren van twaelff nogh 12 ijseren even buijten de meule poort te saemen 3 stucken geplant op batterijen, geposteert voor embrasure, gereet om gebruijckt te cunnen werdenmaer zedert dat de legers te velde zijn gegaen, is hier niet gebleven een eenigh constapel die voor constapel ageert, nogh geen eenigh artillerij bediende, waer om de lepels, wissers en stampers in 't drooge zijn gelaeten, en het polver in 't magasijn, om ongeluck voor te comen, dewijle op niet een batterij een kist is gemaeckt, daer op ider daer behoorde een te weezendoen nu deese onverwachte voorval quam te gebeuren, hebbe ick ten eerste de 12 canons doen laden, door de eenige conducteur of constapel, en een burger genaemt Casper Cluijt, die met het laden dier 12 stucken, en in 't gros te pointeren, haere 2 al eenige tijt toebrachten, echter waeren die langh voor 's vijants aenkomst geladen; middelerwijl de foule vermeerderende, liet ick geen poort open maecken, als met de grooste precautie vande werelt, en dat in mijn presentie, rijdende ten dien eijnde vande een poort na den ander, sittende dien dagh, op mijn 3 peert, in deeze tijt sont de grave van Nassauw, het garnisoen inde contrescharpe, en wiert de wal door de burgers geoccupeert, dewelcke vernemende, dat de constapels en artillerij bediendens manqueerden, presenteerde haer met seer veel iver aen, om dier plaets te vervullen, werdende alleen maer gewaght na polver en kogels, die ontbooden waeren, en door het niet thuys zijn van de commies wadt vertraeghde te comen, maer die thuys gecomen zijnde, is alles te spoedigste vervult en de batterijen ten meeste spoet voorziende burgers met het presente canon nogh niet te vreden, hebben nogh 3 kanons met handen op de wallen getrocken, van die geen, die tot de velt- artillerij behoordenen 3 of 4 op de wal verplaetst na gelegenthijt vande infanterij van 't leger inde contrescharp en lunetten gerangeert geworden, en is de vijant niet soo na gecomen, dat 3 daer met vrucht, op hebben cunnen schieten, en zijn de vijanden na een kleyne vermetene ruijter aenval weder geretireert, onder canonnades aen weerkanten: aengaende nu de buijten- 694

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 734