De 16e hield de prins van Nassau, vergezeld van de generaals,
een verkenning. Uit de stad werden enige kanonschoten gelost,
waarbij o.a. een kogel kort over de sjees heenging, waarin de
veldmaarschalk was gezeten; een andere doorboorde de mouw
van een zijner lakeien, doch zonder persoonlijke ongelukken te
veroorzaken.
Reeds de 17e had de prins de loopgraven willen openen, welke
handeling destijds als het begin van het eigenlijke beleg gold. Door
dat de nodige fascines en gereedschappen, welke door het omwo
nende landvolk moesten worden geleverd, nog niet waren aange
komen, moest zij een dag worden uitgesteld. Een opeising bleef
achterwege, vermoedelijk omdat men nog steeds niet in oorlog
was. Blainville had echter een tamboer naar de prins gezonden
om de teruggave te eisen van een gevangen genomen luitenant en
vroeg tevens per brief de opheldering aangaande de kennelijk vij
andige bedoelingen, waarmee de veldmaarschalk zich in de om
geving der stad vertoonde. Evenals Montrevel, had Blainville
zich echter als bevelhebber van Bourgondische-kreitstroepen be
titeld, wat voor de veldmaarschalk alleen reeds genoeg was om elke
genoegdoening te weigeren en met tegenbeschuldigingen te ant
woorden, n.l. dat de Fransen keizerlijke troepen beschoten, die op
Rijksgrondgebied kampeerden.
De 18e des avonds 11 uur werden aan beide kanten der stad de
loopgraven geopend. Bij de Hollandse attaque door 600 werklieden.
Bij de gravers bevonden zich 400 grenadiers voor rechtstreekse
dekking, terwijl meer achterwaarts twee bataljons infanterie, t.w.
die van Dedem en Rantzau, gereed stonden om eventuele uitvallen
af te slaan. Het bevel voerden de generaal-majoor van Dedem en de
brigadier van Holstein-Beek. De prins van Nassau en Salisch
woonden gedurende een deel van de nacht de belangrijke gebeurte
nis bij. Driehonderd cavaleristen maakten zich verdienstelijk door
het aanvoeren der fascines. De eerste parallel was uitgezet op 'une
grande portee de mousquet' d.i. ongeveer 300 m van de contre-
scarp. Dank zij het donkere weer bemerkten de Fransen pas wat er
gaande was toen het werk reeds een uur aan de gang was en de
werkers reeds grotendeels ingegraven. Dientengevolge waren niet
meer dan vijf doden en ongeveer tien gewonden te betreuren. De
zelfde nacht werden ook reeds houwitsers in stelling gebracht,
welke bij het aanbreken van de dag het vuur openden. Nog meer
geluk hadden de Pruisen, bij wie de later zo beroemde prins
Leopold van Anhalt-Dessau als generaal-majoor de leiding had.
Zij maakten een loopgraaf van 600 pas zonder één man te verliezen
51