bijlage 23. Zie pag. 310.
HEINSIUS AAN HOP
(St.Gl 8217)
Den Haag, 2 Juli 1703
Wel Edele Gestrenge Heer
Nooyt is geen blijder noch onverwagter tijdinge ingekomen, als die van
U W E G van gisteren, huyden morgen de clocke negen uyren aengekomen.
Gisteren avont ontfangen wij de seer droevige tijdinge van de Heer van Obdam
uyt Breda, in apparentie van een groote neerlagh, huyden d'aengenaeme van
de victoriegisteren avont meynden wij dat U WE G gevangen waert en
huyden verstaen desselfs (vrijheijt). Wij waren tot twaelf uyren in de nacht
vergadert, decerneerden een deputatie derwaerts (namentlijk) d'Heer van
Meerens, van Zaleck en van Geldermalsen, die smorgens vroeg vertroccen, en
de post die UWEG brieven bragt, rencontreerden, en daerop weer terug
(trocc) herwaerts aen. Men heeft evenwel gemeent dat daernae vrij wat te
stellen sal sijn en vervolgens gemeynt, dat de heeren evenwel behoorden te
gaen en dat UWEG als in (liberteit) sijnde daer bij behoorde te worden
gewagt.
Die heeren sijn op nieuw weer vertroccen en sullen haest aldaer sijn. UWEG
suit gesamentlyc dienen te overleggen, eerst de verplaetsinge van de gefati-
geerde regimenten, 2° de recreutes of die gegeven dienen te werden (nu) ofte
daer na (eerst) complete ordonnanties sullen werden betaelt.
30 sal voor al een serieus oeverlegh dienen te werden gemaeckt wat operatie
men sal konnen beginnen, off Antwerpen sal connen worden geinvesteert, dan
off men op ietwes anders sal moeten dencken.
Een van de pointen sal mede sijn de inschickinge ende harmonie tussen de
generaels. Ick verlange na het detail dat UWEG schrijft dat de Heer van
Slangenburgh sal oversenden.
Ick feliciteere UWEG met dat geluckigh succes en blijve
Wel Edele Gestr. Heer
UWEG seer ootmoedige dienaer
A. Heinsius
Hage 2 Juli 1703.
7,8