bijlage 27. Zie pag. 303. (A.R.A., Aanwinsten 18933 IV, Nr 7). 19 Dec. 1703. Tilly, Fagel en de Graaf van Oost Vriesland (ondertekenaars van het stuk in bijlage 26) wordt gevraagd of zij deze brief beschouwen als een attestatie dat de heer van Obdam uit het gevecht van Ekeren is afgesneden geraakt en genoodzaakt naar Breda te retireren. Ofwel alleen als een declaratie en betuiging van hun bereidheid om, indien daartoe aangewezen, onder Obdam wederom te dienen wanneer deze weer in het leger zou komen. Antwoord: Tillij: Qu'il ne peut pas dire que c'est une attestation, puis qu'aucun d'eux ne Ta veu, ou porte connoissance du fait parce que ils ont esté tous engagez dans le combat dans le temps que Monsr d'Obdam s'est retiré, mais qu'il a signé la lettre parce qu'il croijoit ne pouvoir refuser une telle declaration a une personne, qui ayant toujours et pendant le cours de trente années servi sans reproche, ne pouvoit pas etre presumé d'avoir manqué aucunement, et que dans cette disposition il avoit cru devoir prendre la chose plus tost en bien qu'en mal. Fagel: Verklaart niet te weeten hoe den heer van Obdam vande Armée is af- geraekt, als hebbende niet geweeten, dat deselve niet present was, als nadat de actie was gepasseert, en dat hij de missive mede had geteeckend omdat sulx van d'andere generaels was gedaen, en dat hij meinde dat men altijt favorabel moest oordeelen, soolang het contrarie niet bleeck. Graaf v. OostVrieslandId. id., maar deze had reeds van lieden die erbij waren geweest gehoord dat Obdam afgesneden was. 728

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 768