zonden. Voor het eerst kwam hier het euvel der onvolledige in sluiting aan het licht x). Voorlopig maakten de aanvalswerken echter goede vorderingen. Bij de twee reeds gereed gekomen batterijen, n.l. een van 4 stukken en houwitsers en een van stukken en 2 mortieren, werden de 24e en 2^e nog twee batterijen opgeworpen, resp. van 8 en van 6 stukken. Reeds de 24e werd bres geschoten tegen het Zuidooste lijk bolwerk, het bastion Melchior. De Pruisen, minder ervaren in de belegeringsoorlog dan de Hollanders, schoten aan hun kant minder vlug op; zij hadden slechts weinig geschut, dat door man schappen van de Palts werd bediend. De prins van Nassau leende hun om deze reden negen 24 ponders om bres te schieten en tevens de ingenieur du Bouchet om hun approches te besturen. Het richten liet, naar het scheen, ook nog al eens te wensen over: enige malen klaagde men aan de Hollandse kant over doden en gewonden ten gevolge van Pruisische projectielen, welke over de stad heen in de Hollandse loopgraven terecht kwamen 2). De 27e was de toestand voor de belegerden reeds vrij zorgelijk. Blainville schreef die dag: 'La bresche du Bastion S. Melchior s agrande beaucoup, et la place commence a estre fort ouverte de ce coste Ook in het bastion bij het kasteel en in een van de bastions aan de Pruisische kant werd bres geschoten en op verschil lende plaatsen hadden de belegeraars de voet van het glacis bereikt. Een deel van het geschut was gedemonteerd en het garnizoen leed zeer onder de gevolgen van het bombardement. De 28e was aan Hollandse zijde alles klaar voor de aanval op de contrescarp. De Pruisen brachten die dag hun loopgraven tot aan de voet van het glacis, doch waren nog niet geheel gereed voor de algemene bestorming. Daarom werd deze bepaald op de namiddag van de 3°e> en men had goede moed op de afloop. De keurvorst van de Palts had zelfs reeds, met het oog op het nog wachtende zware karwei, de officieren doen onthalen en 20 amen wijns onder de soldaten laten uitdelen 3). Intussen waren echter elders belangrijke gebeurtenissen voorge vallen, welke ook de strijd om Keizersweert niet onberoerd lieten en waarvoor wij thans eerst de aandacht moeten vragen. £6 J) Blainville aan Boufflers 24 April 1702 (Arch. Nat" 1. c. nr 261); Pelet II-21 Quincy f3i. 2) Journaal 26 April, 30 April (St.Gl 4474). 3) Geldermalsen aan Heinsius, Wezel 28 April 1702 (Heins. arch. 749). Amsterd. Courant 1702 nr 32 (bericht uit Keulen 28 April). Vermeld zij nog, dat talrijke belangrijke stukken betreffende de veldtocht van 1702 zich bevinden in het archief van Athlone (Godard van Reede Ginkel, Baron van Aeghrim en ie graaf van Athlone) op het huis Amerongen. Met de meeste welwillendheid werd hiervan inzage verstrekt door de huidige bewoner, de heer G. J. G. Ch. Graaf van Aldenburg Bentinck.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 78