74? bijlage 36. Zie pag. 440. RELATIE VAN D'ATTAQUE OP DEN SCHELLENBERG. (z.D.) i) (A.R.A., Aanwinsten 1891, Nr 28, IIc, Archief van Wassenaer) Daar is geen schriftelijke order of dispositie gegeven geweest, waardoor de collonels en officiers niet hebben connen van geinstrueert sijn naar behooren. Het retranchement is selfs van onse kant op het sterckste aangetast geworden, en bij die stadt henen, waar het nogh doenlijker was om den vijandt te forceren, is men niet gegaan, en door het bosch, waar haar retranchement van onse kant geborneert was, heeft men niet laten reconnaissairen, om te sien of men se van den anderen kant hadde connen laten aantasten, het welcke geschiet sijnde, den vijand aldaar geen sterckte hebbende, men hem selver met ruijterije en dra gonders hadde connen van agteren invallen, en mogelijk hadde connen resisteren, maar ten eersten moeten succomberen. Dat bij onse meeste infanterije, het welcke bij de Keijserlijke geschiedt is, hare packen en sacken, ranselen, niet af hebben doen leggen, en van elck battaillon enige luijden daar bij gelaten, als wel van andere gesegt wiert be- hoorlijck te sijndie luijden, so beladen sijnde, onder die last door die groote marsch seer mat waeren, en door die geseijde last volgens mijn oordeel in een onbequaam conditie gestelt waren, om een retranchement in te nemen, alsoo een soldaat moet in staat wesen om te connen springen en grimperen en zijn man aan te tasten. Dat oock als ick en alle luijden gesien hebben, die sigh int veldt gevonden hebben, en waar over die officiers van de infanterije clagen, de soldaten a portée van het retranchement comende, nogh wel wilde chargeren tegens den vijand, maar met den degen in de hand op het retranchement los wilde, dat voordelig gesitueert was tot des vijands defensie, waar wij het attaqueerden, maar dogh niet tot een groote perfectie gebragt; de gragt niet breder sijnde als dat een kerel mackelijck daar over springen konde, en die borstweer niet te stijl en te hoog om daar over te raecken. Die geseijde misslagen moet ick seggen, comen voor eerst om geen tijt te verliesen van dien dagh den vijandt t'attaqueeren, het welcke zijn moeste, alsoo seckerlijck den Ceurvorst die naght en door versterking van volck en haar retranchement op sulcke wijse daar inne versien soude hebben, dat beswaarlijck soude hebben connen reüsseren. Dese nootsakelijke haast heeft dan niet toe gelaten om in alles te voorsien, alsoo den dagh ons soude ontvallen hebben, maar als de heer Gen.Lt Goor van humeur was geweest om sigh te openen en te communiceren aan andere luijden van kennis, verstandt en bravoure als hij was, en niet alles alleen hadde willen door en naar sijn gedaghten en hooft doen, soo soude hij hulp en raad gevonden hebben, hetwelck de cloeckste en braafste altoos nodigh heeft, terwijl een mensch niet alles alleen kan overdenken, veel weijniger doen, maar sijn nature was hier tegens. Onse infanterije int generaal wilde op 't laatst met moeite standt houden om int vuur te staan en weeken verscheijde reijsen, maar de cavallerije daar tussen en daar aghter staande, sij weer animeerden en daar toe contribueerden om stand te houden, maar sij wilde niet wat men haar seyde, en die officiers van de Van Hompesch.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 785