763 bijlage 47. Zie pag. j8j. HEEMSKERCK AAN HEINSIUS (Archief Heinsius 1000) Kamp bij Huy, 16 Juli 170^ Nadat de heeren Gedeputeerdens nevens den heer Veldmarechal een confe rentie hebben gehad met den Eleer Hartog van Maerlobourg over de jegen- woordige toestand van saken, dewelke volkomen inclineerde om iets te onder nemen tegens de liniën, soo hebben wij daarover geconvoceert een crijgsraad, alwaar present waren de heeren Veldmarechal, Slangenburg, Tilly, Salisch, Grave van Albemarle, Dopf, Heukelum, Dedem, Dompre, Oyen ende Prins van Holsteijn-Beeck. Dewelcke alle unanime van gedagten waren, dat men de linien niet als met het uijtterste hasard en pericul voor het leger van den Staet soude kunnen attacqueren. Dat men wel ietwes bij diversie hier of daer bij een surprise soude kunnen ondernemen en particulier tusschen Antwerpen en de Lier, dog niet de but en blanc ofte in dese quartieren. Allegerende tot fundament van haar sustinnen de groote magt van onse vijand, die op het minste met de onse egaal, soo niet superieur was, dat men sig binnen de linien niet soude kunnen mainteneren ende daerom soo een hasardeus werck niet raetsaem etc. In cas alle de voorgemelte Generaels omtrent dit project niet eenparig waren geweest, gelove ik, dat den heer Veldmarechal wel soude gevallen hebben in het sentiment van den heer Hartog. Bij eenige Generaels versogt zijnde, dat op dit voorval mede mogten gehoord worden onse Generaels, die onder het corps van den heer Hartog waren, soo hebben wij daarop ingenomen het advijs van den heer Grave van Oostvriesland, dewelke alle concurreerde met het sentiment van den heer Hartog, dat men omtrent dese quartieren de liniën behoorde te forceren, datter apparentie van succes was ende wij manschap genoeg hadde. Op huijden zijn de Generaels van ons corps over dit subjet wederom geconvoceert, dewelke alle bij haer voorgaende sentimenten hebben ge- persisteert. De heeren Gedeputeerdens sijn genoegsaem wel eens, dat men met so een groot leger iets behoorde (hoe eer hoe liever) te ondernemen ende op te volgen het sentiment van den heer Hartog. Dog aengesien hetselve aenloopt tegen het eenparig advijs van de Generaels, soo is het haggelijk daeromtrent een dicisie te maken sonder expresse ordres van haar Hoog Mog. Aengaende de wagt van Mylord Albemarle, sijn de heeren Gedeputeerdens mede van die gedagten, dat aen Mylord deselve wagt moet werden gegeven als voor desen, gelijk mede den Veldmarechal, dog het geval is nog niet komen te exceren, dewijl Mijlord niet onder ons corps is. Op morgen vroeg staan wij te marcheren na Lathine, zullende den heer van Auwerkerck sijn marsch nemen over de Mahaine ende tegen den avond hetselve riviertje repasseren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 803