De 18e geschiedde wat de opperbevelhebber gevreesd had: Boufflers was op mars gegaan naar de Maas, die hij de 21e bij Stevensweert overging. Hoewel de diversie haar reden van bestaan dus eigenlijk reeds verloren had, besloot Athlone thans, de liniën bij Lier te gaan verkennen. Deze verkenning had de 22e plaats; Boufflers stond toen reeds te Melick bij Roermond. De uitkomst was negatief: de linies waren geheel in staat van tegenweer en een aanval beloofde geen resultaat. Daar na de afmars van Boufflers, ook omgekeerd op dit front weinig te vrezen was, besloot Athlone tot liquidatie van het leger te Rozendaalde infanterie zou deels naar Vlaanderen worden gezonden, deels in de linie Bergen op Zoom-Steenbergen worden gelegerd en onder bevel komen van de graaf van Novelles, de gouverneur van Bergen op Zoom. Zelf wilde hij met de cavalerie naar Maastricht marcheren. Juist waren hiertoe de orders gegeven, toen twee opvolgende brieven van de prins van Nassau inkwamen, die de opdracht inhielden, met de meeste spoed naar het land van Kleef te marcheren en zich daar met het leger van Tilly te verenigen. Overhaast werden de beschikkingen veranderd en het leger over Grave en Nijmegen in mars gezet 1). Te Nijmegen moesten veel gedrukte en kreupele paarden worden achtergelatende tocht werd echter, nacht en dag marcherende, voortgezet, totdat men de 28e het leger van Tilly bereikte, dat in volle terugtocht was tussen Xanthen en Bedburg. De infanterie, w.o. 11 Engelse regimenten, was nog enige dagen achterde ruiterij kwam in uitgeputte toestand aan, na een mars van omstreeks 170 km in vijf dagen 2). Boufflers had zich de 18e op de tijding van de insluiting van Keizersweert met de betrekkelijk weinige troepen, die hij had kunnen verzamelen, van Diest op mars begeven. Die avond kwam hij te Peer en wachtte tot de 20e op enige nakomende regimenten. Ook de artillerie was nog onderweg en zelfs nog niet te Brussel aangekomen. Over Thorn marcheerde hij vervolgens naar Stevens- weert, passeerde hier de 21e de Maas en legerde die nacht tussen Melick en Roermond. Van hier zond hij het reeds genoemde eerste 59 Athlone aan St.Gl (Fagel), 21, 23, 2 j April. Heinsius schreef de 23e aan Bentinck, dat de prins van Nassau, op de tijding dat Boufflers naar Peer was gemarcheerd, aanstonds aan Athlone order had gezonden, Boufflers te observeren en, indien deze de Maas overschreed, eveneens de Maas over te gaan. Blijkbaar was dit de inhoud van de eerste der beide brieven, welke Athlone ontving. De tweede zal het bericht hebben bevat van het overtrekken van de Maas door Boufflers, wat de 21e plaats had. Athlone ontving de brieven, blijkens zijn bericht aan de St.Gl, nagenoeg gelijktijdig. Heinsius vervolgt zijn schrijven met'daermede soude ick vreesen, dat de diversie niet sal konnen in 't werck gestelt, maer alsoo Keysersweert ons principale but is, moet men, om dat te doen reuseren, alles laeten staen ende niet te veel tegeleijck beginnen'. (Heinsius aan Portland, 23 April, R.G.P. Kleine serie 24, Dl II-408). 2) Athlone aan St.Gl, Kamp van Bedburg 28 April 1702.,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 81