bijlage 5j. Zie pag. 631, 633;.
SLANGENBURG AAN HEINSIUS
(Arch. Heinsius 976)
Maastricht 19 Sept. 1703
Nadat malicieuse en sedicieuse menschen hebben ondernomen, bij quade
interpretatie van den brief vande beer hartogh van Marlborough aan haer Hoogh
Moog. geschreven over hetgeene den 18 Augusti bij Overijsche is voorgevallen,
van diverse false calumnien onder de gemeente uyt te stroyen, dat noydt in mijn
gedaghten sal koomen de intentie vande heer Elartogh van Marlborough te sijn
geweest, om hier de generaels van den Staet dinende inde arme onder den Heer
van Auwerquerce daermede te lederen, als wel weetende, dat dit dissein is ge-
formeert en ondernomen buijten haar kennisse.
Dat, na ontfanck vande gedruckte copie van dy voorseyde missive, welcke ons
seer suppreneerde, bin door al de voorseyde generaels versoght hierover een
beright te doen gelijck per missive aende heer griffier Fagel den 27 Augusti
gedaen hebbe.
Waerop haer Hoogh Moog. volgens schrijven van de heer griffier geen reso
lutie hebben beliven te nemen, blijvende de generaels met deese calumnien
geledeert, bin ick door een heer van Regeringe beright, dat deese imposteurs en
calumnianten falselick hebben gaen uytstroyen onder de gemeente, dat ick in
arrest was geset over gehoudene correspondentie met de heer Ceurvorst van
Beyeren.
Wijl dit inde provincie van Hollandt is geschiet en sulcke vuyle false calum
nien een eerlijck man insuportabel sijnde, bin genoodtsaeckt dit aen haer Ed.
Groodt Moog. de Heeren Staten van Hollandt en Westfrieslandt te remon-
streren en justicie te imploreren tegens sulcke falsarissen en calumniateurs.
Gebruyke de vrijheijt van dy missive aen U Ho.Ed.Gestr. te adresseren en
oodtmoedelick te versoecken van dy datelick na ontfanck aen haer Ed. Groodt
Moog. in de vergaderinge over te geven, vertrouwende op U H.Ed.Gestr.
secours en mantien tegens sulcke enorme falsiteyten en calumniateurs.
Ick bin vorders beright, datter sigh andere vinden dy de hooge regeringe
soecken te abuseren met voorgeven dat de oneenigheyt onder de generaels
soude oorsaeck sijn, dat de saken dit jaer geen goedt effect hebben gehadt.
Ick kan U H.Ed.Gestr. verseckeren, dat noydt in eenige Crijghsraet de ge-
rinckste discrepantie onder de generaels in de arme onder de Heer van Auwer
querce is geweest, maar dat alle hare conclusiën sijn eenparigh genomen als den
staet mijn en haer andere generaels sullen beliven onder solemnelen eede te
hooren, sullen bevinden dat geen oneenigheyt de goede effecten verhindert
hebben, rnaer wel particulieren haer speculatien.
En dat de heer Hartogh van Marlborough selfs verclaert en sal verclaren, dat
op mijn instancien geaccordeert den 18 July, als wanneer de viandelicke linien
tot Nederhespen des morgens vroegh hadden ingenomen, om dien dagh met de
armeen te avanceren en den viant in 't overgaen van den Dyl te prevenieren.
Maer dat andere het belet hebben en daer toe niet te bewegen sijn geweest,
waeruijt alle vordere ongelucken haer oorspronck hebben.
779