bijlage j8. Zie pag. 63J. SLANGENBURG AAN HEINSIUS (Arch. Heinsius 976) Maastricht 28 Sept. 1703 De eer hebbende van te ontfangen U H.E.Gestr. missive vanden 2 3 deeses en daeruijt siende, dat Haer Ed.Gr.Moog. gescheiden waren voor ontfanck van mijne missive en dat eerst morgen over acht dagen wederom staen te vergaderen. Dat inmiddels de goedigheijt hebben gehadt van dy te brengen in de ver- gaderinge van de Ed.Moog.Heeren Gecommitteerde Raden. Dat nimant van Haer Ed.Moog., nogh U H.E.Gestr. deese vuyle en false calumnien hebben gehoort. U.H.Ëd.Gestr. kunnen oordeelen als niet versekert was door geloofbare personen en selfs door Heeren vande Hooge Regeringe, dat deese calumnien sijn uijtgestroijdt, dat hierover geen justicie en mantien van Haer Ed.Gr.Moog. tegens sulcke enorme calumnianten sou imploreren. De Heer van Voorschoten voor weenigh dagen hier passerende, koomende van Aken en gaende weeder na den Hage, heeft mijn meede geseyt het waer te weesen dat deese calumnien waren uijtgestroijdt. Hoe seer mijn dit smart kunnen U H.Éd.Gestr. lightelick afneemen, alsmeede datter sigh menschen vinden dy mijn traghten ondienst bij de Hooge Regeringe te doen. Daer bij ondersoeckinge van de waerheijt van het gepasseerde de Hooge regeringe sal bevinden, dat indien den 18 Julij en 30 van dij maent en in ver- scheyde andere saken mijn raedt gevolght was, den staedt soude beeter effecte van haer wapenen hebbe gehadt en de sake niet in deese ongeluckige staedt sien. Soo ras mijn gesontheydt het toelaedt, dan nogh in veel pijn mijn bedde moet houden, sal Haer Hoogh Moog. bidden om mijn permissie te geeven van in den Hage te koomen om van alles openinge te doen en thoonen waerdoor slandts dienst versuijmt is. Ick bin meede gewaerschoudt, dat men al veele Heeren vande Hooge Regeringe in abusive opinien heeft weeten te brengen en dat men weeder traght het daerheen te dirigeren om te effectueren, dat men mijn niet sal emploijeren. Bidde alleen, dat gehoort magh worden voor aleer men eenige resolucie neempt, dat mits deese van U H.E.Gestr. ootmoedelick bin versoeckende. Twijfele niet als de Hooge Regeringe en U H.E.Gestr. van alles geinformeert sullen sijn, of sullen reeden hebben van mijn Haer Hooge Gunst te verleenen. En wijl men nu traght van mijn met falsiteijten te calungeren en mijn met sulcke enorme onwaerheden bij de gemeente odieus te maken, verhope niet dat men qualick sal vinden, dat dij falsiteijten doe bekent maken. Biddende noghmaels om mijne missive aen Haer Ed.Gr.Moog. bij de aenvanck van de aenstaende vergaderinge over te geven en mijn in justicie te patrocineren. Verblijve met respect, 781

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 821