TEGENSPOED VOOR KEIZERSWEERTSTILSTAND
TUSSEN MAAS EN RIJN
Boufflers bepaalde zich voorlopig tot het zenden van verken
ningsdetachementen naar de bruggehoofden bij Wezel en Düssel-
dorfdeze vonden Burik door de geallieerden ontruimd en de beide
schipbruggen afgebroken of weggenomen. Voorts maakten zij zich
meester van het kasteel Kervendonck, waar de bezetting van 60
man, die vermoedelijk bij de terugtocht vergeten was, krijgsge
vangen werd gemaakt1).
Belangrijker was wat in deze dagen voor de wallen van Keizers-
weert gebeurde. Eiet was de Rijn, die hier de belegeraars een on
aangename verrassing bezorgde. Terwijl de algemene bestorming,
die reeds enige dagen vertraagd was door het wachten op de Pruisen,
aanstaande was, steeg het rivierwater omstreeks de 27e in drie
dagen ongeveer 5 voet. Dientengevolge liep een deel van de uiter
waarden, waar de aanval zou plaats hebben, onder en weldra
moesten enige van de approches worden ontruimd. Hoewel het
plan van de bestorming nog niet werd opgegeven moest zij toch
voorlopig wederom worden uitgesteld, te meer daar de Pruisische
batterijen nog geen enkele uitwerking hadden gehad, zoals Nassau
de 29e aan Heinsius berichtte 2).
Intussen gaf de keurvorst van Keulen voor het eerst teken van
leven in het bruggehoofd van Bonn. De 28e begon hij een diversie
over de Rijn, hetzij in verband met de opmars van Boufflers, hetzij
om enige verlichting te bezorgen aan het bedreigde Keizersweert.
De voorwaartse beweging liep echter reeds vast voor het stadje
Siegburg, 12 km ten N.Ö. van Bonn. Op de nadering van enige
cavalerie uit het kamp van Mühlheim, waar generaal-majoor Hom-
pesch commandeerde, trokken de Keulsen terug, zodat plundering
van enkele dorpen en het roven van vee het enig resultaat waren van
dit offensief. Zij bleven echter de overkant van de Rijn nog enige
tijd onveilig makenop Mei althans maakte onze ruiterij een
60-tal maraudeurs gevangen 3).
Voor Keizersweert werden de krijgsbedrijven, in weerwil van
het hoge water, voorlopig nog voortgezet. Op 4 Mei veroverden de
63
HOOFDSTUK V
Pelet II-24, 25.
2) Nassau aan Heinsius, 29 April; Dopf aan id., 28 April 1702. (Heins. arch. 756).
3) Journaal 29 April, 5 Mei; Europ. Mere. 285.