Pruisen stormenderhand de redoute du cimetière 4). Volgens Quincy niet dan na 'une defense tres opiniatre et une perte considerable de leur part'in werkelijkheid namen de Fransen al spoedig de vlucht, zodat de aanvallers, ondanks hevig vuur uit de contrescarp, niet meer dan x doden en gewonden verloren. De bezetting werd, voor zover zij niet vluchten kon, over de kling gejaagd 2). Dit was voorlopig het laatste succes van de belegeraars. De toe stand begon er steeds slechter uit te zien. Behalve de overlast van het water, nog verergerd door veelvuldige regenval, begon er ge brek aan artilleriemunitie en andere benodigdheden te komen, nu het beleg langer duurde dan waarop was gerekend. Het ergste was echter dat de communicatie met de buitenwereld niet kon worden belet. Na het secours van 23 April was voor 1 Mei reeds een tweede binnengekomen, van ongeveer 600 man 3). Ook buskruit, wapenen en proviand bereikten vrijwel ongehinderd de stad, terwijl gewon den en zieken werden afgevoerd, hoewel de gierpont vernield en alle boten in de grond geboord waren. Het schijnt dat de Fransen dit klaar speelden door middel van boten, die zij overdag lieten zinken en des avonds weder ophaalden; aldus verklaart Seydel al thans de zaak4). Het gevolg was in ieder geval, dat de bezetting zowel in aantal als physiek en moreel op peil bleef, niettegenstaande het bombardement, dat veel schade aanrichtte en ondanks het feit dat de troepen grotendeels in de bedekte weg moesten vertoeven, waar gebrek was aan logies, stro en brandhout. Meermalen vlogen munitiestapels in de lucht. Voor beide partijen kwamen nieuwe moeilijkheden de toch reeds niet geringe bezwaren van het beleg vermeerderen. Wat bij dit beleg wel zeer sterk opvalt is het grote verschil in uitwerking tussen het vuur der belegeraars en dat uit de vesting. De 7e Mei schrijft Blainville in een brief aan Tallard, waarin hij tal van desiderata te berde brengt, dat hij sedert het begin van het beleg duizend man aan doden en gewonden heeft verlorenhij heeft nog ongeveer 2£oo dienstdoenden over en vraagt nog drie bataljons versterking. Aan munitie heeft hij verbruikt 72 000 pond kruit en £0 000 pond lood. Vergelijken wij nu hiermee de verliezen, die aan de Hollandse zijde werden geleden - die aan de Pruisische kant kennen wij niet - dan blijken deze, volgens de opgaven in het journaal, over de eerste drie 64 L) Europ. Mere. 305". 2) Nassau aan Heinsius 4 Mei 1702 Dopf aan id., zelfde datum. Quincy spreekt van een 'bastion detaché'. Journaal van het beleg 4 en 4 Mei. 3) Pelet II-28 Quincy III-332. 4) F. G. Seydel, 'Nachrichten über vaterlandische Festungen und Festungskriege', Leipzig und Zullichau 1819, n-19.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 86