VOORBERICHT
In het achtste deel van 'Het Staatsche Leger' ligt, meer dan in de
voorgaande, het zwaartepunt op de krijgsgeschiedenis. Het tijdperk
toch, waarover dit deel handelt, wordt grotendeels ingenomen door
de Spaanse Successieoorlog, een der roemrijkste perioden in onze
militaire historie en de laatste waaraan Nederland als grote mogend
heid heeft deel genomen. Dat de Republiek der Verenigde Neder
landen aan de strijd tegen Franse overheersing ten koste van zware
opofferingen een belangrijk aandeel heeft genomen is zowel in- als
buiten Nederland weinig bekend. Bij de meeste vreemde geschied
schrijvers komt de rol der Staatse troepen niet of niet voldoende tot
zijn recht, zo hij al niet min of meer opzettelijk wordt verdoezeld.
Daarbij komt dat bij de meeste dier schrijvers, wegens onbekend
heid met de Nederlandse bronnen en met de bestuursinrichting der
Republiek, velerlei misvattingen voorkomen, zowel ten aanzien van
de krijgsverrichtingen alsook van de invloed, welke de Regering der
Republiek en in het bijzonder de Gedeputeerden te Velde hebben
uitgeoefend in de leiding der operatiën. Vandaar dat in de kringen
der Nederlandse geschiedkundigen reeds lang de behoefte wordt
gevoeld aan een beschrijving van de Successieoorlog van Nederlandse
militaire zijde. Deze heeft tot nog toe ontbroken, hoewel afzonder
lijke episodes zijn behandeld in Bosscha's 'Nederlands Heldendaden
te Land' en in tijdschriftartikelen van de hand van Knoop, Slot
houwer en de vroegere directeur van het v.m. Krijgsgeschied
kundig Archief, de kolonel de Gelder.
Volgens de opzet van het werk zal het achtste deel verschijnen in
drie banden, waarvan de eerste behalve de inleiding de veldtochten
bevat van 1702 t/m 1705-, de tweede die van 1706 t/m 1710, de
derde die van 1711 en 1712, benevens de inrichting en organisatie
van het Staatse leger, de genealogie der korpsen en het register.
Ter zake van het opnemen van bijlagen was i.v.m. de toelaatbare
omvang van het werk beperking geboden. De niet opgenomen
brieven, excerpten, staten en andere bouwstoffen zijn echter voor
de belangstellende ter inzage bij de Krijgsgeschiedkundige Afdeling
van de Generale Staf, alsmede op het Algemeen Rijksarchief.
Tenslotte zij een woord van dank gewijd aan de ambtenaren van
het Algemeen Rijksarchief, alsmede aan die van andere archieven en
instellingen voor de door hen betoonde hulpvaardigheid bij de ver
schillende onderzoekingen.
Mei 19^6
v