ren over het zenden van versterkingen naar het leger van Athlone
en de heer van Scheltinga met het zelfde doel naar Coehoorn
worden afgevaardigd.
De volgende dag werd besloten, met het oog op de precaire
toestand aan de Nederrijn, het afzenden van de voor de vloot be
stemde troepen nog enige tijd op te houden, de vorige dag waren
juist de instructies voor Almonde en Sparre vastgesteld te meer
omdat aan de door Engeland te zenden 40 000 man nog veel ont
brak. De admiraliteiten werden aangeschreven, de schepen nog niet
naar het rendez-vous te doen komen, doch de oorlogsschepen naar
Goeree te zenden en de transportschepen te doen binnenlopen,
zodat de troepen in enkele dagen weer konden worden ingescheept.
Hierop werden de regimenten St Amand, Palland, Losecaat en
de helft van dat van Swansbel naar Nijmegen gezonden, benevens
een bataljon gardes, dat in Den Haag vervangen werd door 8 com
pagnieën van dat van Torsay. Naar de landgraaf van Hessen-Kassel
werd geschreven om spoedige afzending van de gecontracteerde
9000 man en bij de hertogen van Hannover en Cell aangedrongen
op het zenden van 6000 man naar de Rijn. Hop werd naar Wezel
gecommitteerd voor overleg met de koning van Pruisen. Het was
zaak, deze monarch in een goede stemming te houden, nu zijn
Kleefs grondgebied werd geplunderd en zijn verblijfplaats met een
bombardement bedreigdte meer daar de koning nog vorderingen
op de Staten had uit de vorige oorlog, en de netelige kwestie der
nalatenschap van Willem iii om een althans voorlopige regeling
vroeg 1).
Met deze maatregelen nog niet tevreden, zonden de Staten
de 9e Mei tien patenten met 'open namen' naar Coehoorn,
teneinde hierop eventueel troepen naar het leger van Athlone
te zenden. Hiervan werd kennis gegeven aan de Staten van Holland
en Gelderland, over wier grondgebied deze troepen zouden moeten
passeren.
De heer van Scheltinga had het met zijn zending naar Coe
hoorn niet gemakkelijk. De 9e had hij een onderhoud met de
generaal in de pas veroverde linie bij Sluis. Het verzoek, namens de
Staten-Generaal gedaan, om 6 bataljons en twee regimenten ruiterij
af te staan, kwam zeer ongelegen en Coehoorn betoonde zich dan
ook niet weinig ontsticht. Niettemin beloofde hij de gevraagde
troepen te zullen zenden. De voor het vervoer benodigde schepen
ontbraken echter en dat Zeeland deze zou verschaffen was niet te
69
Seer. Res. St.Gl 7 Mei 1702. Het testament van Willem 111 werd 8 Mei geopend; een beschrijving
dezer gebeurtenis met de tekst: Eur. Merc. p. 301 vlg.