barras', aldus schrijft de koning de iie aan Boufflers. Opgemerkt dient, dat de koning in deze brief in andere opzichten van rationele denkbeelden op het gebied der oorlogvoering blijk geeft. Zo blijkt hij een tegenstander van het versnipperen der krijgsmacht in liniën en stellingen. Hij zou er de voorkeur aan geven, de linies te verlaten, een accoord sluiten over de contributies en met de vrijkomende troepen verschillende korpsen formeren. Evenzeer pleit voor 's konings inzicht, dat hij zich onthoudt van het voorschrijven van bindende richtlijnen x). Een juistere kijk dan de koning op de samenhang en de betekenis der operaties had de man, die men als de chef van de staf van Bouf flers kan beschouwen, de bekwame Puysegur. Van belang is in dit opzicht zijn brief van 18 Mei aan Chamillart, de minister van oorlog en die een zijdelings antwoord is op die van de koning van 11 Mei. Na een overzicht van de toestand gegeven te hebben gaat hij verder: 'On ne doit pas croire (hij bedoelt de koning) que le siège de Kayserswert soit une feinteil est trop engage pour en pouvoir servir, et leur veritable projet est de prendre Kayserswert, Rhin- berg et toute la Gueldre, ce qui leur sera fort aisé du moment que les armées abandonneront le pays. Le mouvement de M. de Coe- horn du cöté de la Flandre n'est qu'une feinte pour nous y attirer et nous faire sortir de ce pays-ci'. Krachtig komt hij op tegen het overschatten van de macht van Coefioorn en tegen de vrees voor Brugge en Oostende. Hij ziet het nadeel in van de stelling van Coe- hoorn, die opgesloten zit tussen kanalen en de zee 'il ne peut que consommer un peu de fourrage', terwijl hij zeer ongunstig geplaatst is voor de verdediging van de rest van Zeeuwsch-Vlaanderen. Een landing in Vlaanderen, waarvoor men zo bevreesd is, zou hij niet kwaad vinden: 'cela óterait bien de l'inquiétude pour toutes les cötes et pour cela ils ne prendraient ni Ostende ni Bruges'. De troepen in Vlaanderen zijn ruimschoots voldoende, 'il n'y a qu'a s'en bien servir' 2). Zijn brief is een doorlopend pleidooi tegen de overdreven vrees voor allerlei aanvallen: 'l'ennemi a aussi un cöté qui 1 inquiete plus que 1 autre, et c'est celui qui cachera mieux son endroit faible qui mettra l'autre sur la defensive'. De juistheid van Puysegurs inzichten kan men moeilijk in twijfel trekken. Lod- XIV aan Boufflers, Versailles 11 Mei 1702, bij Pelet II-31 vlg. Voor de kennis der operatie van Bedmar is van belang de memorie van 10 Mei: 'Projet et disposition pour marcher du cöté de Bruges avec toutes les trouppes que l'on pourra rassembler autour d'Anvers fait le ioe May 1702'. De aan de acties tegen Sluis en Hulst verbonden moeilijkheden worden hierin opgesomd, op zo- danige wijze, dat men er de aanstaande mislukking reeds uit kan aflezen. 2) Bedmar had, van de kust tot Lier, £3 bataljons en 20 eskadrons, volgens de staat bij Pelet II-494. Waarschijnlijk zijn echter vele Spaanse korpsen nog onvoltallig geweest. 76

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1956 | | pagina 98