droeg de O.L.Z. aan de C.V. op, de afdeling 10 veld van III L.K. ter beschikking van C.-Lt.Div. te stellen. Deze overgang over de Noord mislukte, ondanks herhaalde pogingen. Slechts kleine afdelingen hadden de westoever bereikt, doch waren door vuur tot staan gekomen. Bovendien bombardeerden de Duitsers de te Alblasserdam aanwezige troepen uit de lucht en te 10.15 deelde C.-Lt.Div. aan C.-Vg.Holland mede, dat hij de Noord niet kon overschrijden. Deze droeg hem toen op, de Noord vast te houden, het eiland van Dordrecht van vijand te zuiveren en over het Wieldrechtseveer (over de Dordtsche Kil ten Z. van Dordrecht) en over de Oude Maas en Barendrecht aan te vallen op het vliegpark Waalhaven. De aanval van 3 G.B. over de Oude Maas mislukte, niettegenstaande een deel van het bataljon over de Oude Maas was gezet en Waalhaven dicht genaderd was geweest. De hergroepering van Lt.Div. en het overschrijden van de Merwede kostte tijd en kwam eerst in de late avond en in de nacht tot uitvoering. Het bataljon wielrijders, dat volgens de bekomen orders op 10 Mei op Dordrecht was gedirigeerd, was door de garnizoenscommandant in de strijd aldaar ingezet. Het bataljon van Groep Kil, dat ten O. van de Dordtsche Kil de aanval op de bruggen moest uitvoeren, had deze niet kunnen doorzetten; een deel was in handen van de Duitsers gevallen, die o.m. gebruik hadden gemaakt van Nederlandse krijgsgevangenen om zich tegen vuur te beveiligen. Uit den aard der zaak had de O.L.Z. niet steeds een duidelijk beeld van wat zich afspeelde, terwijl de groeiende onrust te 's-Gravenhage en de overdreven of on juiste berichten, die binnen kwamen over vrijwel overal landende parachutisten, een zuivere beoordeling belemmerden. Wij zullen trachten, de gebeurtenissen op het A.H.K. en de maatregelen van de O.L.Z. te vermelden. Op hetgeen zich in Noord-Brabant en in Zeeland afspeelde, kon de O.L.Z. vanzelfsprekend geen invloed uitoefenen. Met de wetenschap, dat Franse troepen in opmars waren, kon hij slechts hopen, dat de Nederlandse troepen door de Fransen zouden worden opgevangen en dat er samenwerking tot stand zou komen, terwijl hij overigens slechts pogingen in het werk kon stellen om van de Fransen een energiek optreden tegen de bruggen bij Moerdijk gedaan te krijgen. In hoeverre C.Z. hem op de hoogte kon houden van de ontwikkeling van de toestand in Zeeland, blijkt niet uit de gegevens en evenmin, of nog gedachten- wisseling heeft plaats gehad ten aanzien van de bevelvoering over de Franse en Nederlandse troepen aldaar. Door de bezetting van de Noordelijke provinciën door de Duitsers werd de Noord-Hollandse oostkust van belang. Op het IJsselmeer bevonden zich drie oude kanonneerboten, een torpedo boot en acht motorboten voor het tegengaan van overgangspogingen van de Duitsers. 87

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 107