De toestand rondom 's-Gravenhage veranderde weinig. De Duitsers bij Ocken- burg bleken 's-morgens verdwenen. In de nacht van 11 op 12 Mei had een aanval plaats gehad op een stafkwartier te Wateringen, die was afgeslagen. De Duitse weerstand scheen zich te concentreren tussen Delft en Overschie, vnl. bij laatstgenoemde plaats, waardoor de verbinding met Rotterdam slechts langs een omweg mogelijk was. C.-I L.K. ontving opdracht, deze weerstand op te ruimen, waarbij door een stoot uit Rotterdam steun zou worden verleend. Ten O. van Hoek van Holland handhaafden zich nog steeds parachutisten en aan C.-Positie Hoek van Holland werd opgedragen, deze krachtig aan te grijpen. Te 's-Gravenhage was het noodzakelijk een einde te maken aan de onrust die het gevolg was van onzinnige geruchten. Daarom werd de Inspecteur der Infan terie onder bevel van C.-Vg.Holland gesteld en belast met het bevel over alle troepen in de stad. De vijand te Valkenburg en Wassenaarse slag handhaafde zich. Reeds werd medegedeeld, dat van de zijde van de Marine maatregelen werden genomen op het IJsselmeer voor het tegengaan van landingspogingen op de Noord-Hollandse oostkust, in verband met berichten uit Friesland. Ook door de Landmacht werden maatregelen genomen. C.-Vg.Holland gaf opdracht aan de commandant van het Ille, IVe en VlIIe Depot infanterie tot het afsluiten van de wegen, die uit N.richting naar de Vesting Holland voerden en maatregelen werden voorbereid voor de bezetting van het Noordfront van de Vg. Holland, waar tevens de 5e inundatieperiode werd bevolen. Ook de toegangen uit het noorden naar Amsterdam werden afgesloten. De gang van zaken bij het Veldleger, waar naast het ongunstige verloop van zaken op de Grebbeberg ook meer noordelijk de vijandelijke bedrijvigheid toenam, had het noodzakelijk gemaakt maatregelen te nemen, om de inundaties vóór het Oostfront-Vg.Holland te stellen. Voordat dit kon plaats hebben, moesten eerst de bevolking en het vee uit de inundatiegebieden worden afgevoerd, hetgeen weder verband hield met de nog in gang zijnde afvoer van bevolking uit het gebied tussen de Valleistelling en het inundatiegebied. In dit gebied was o.m. van belang de stad Amersfoort, vanwaar op 10 Mei reeds 20 000 inwoners waren afgevoerd en thans de 2e categorie ad 23 400 personen moest volgen. Hoewel vervroegd kon dat vervoer eerst 13 Mei 8.00 aflopen, doch daarop kon niet worden gewacht en op 12 Mei 8.30 werd de evacuatie uit de inundatiegebieden bevolen. Zij zou 13 Mei 21.00 aanvangen, doch kon worden vervroegd tot 9.00. Intussen had de O.L.Z. te 12 Mei ongeveer 17.15 het inunderen tot voorlopig peil (4e periode) bevolen, doch daar in April was teruggekeerd tot de 2e periode, moest tevens nog de 3e periode worden doorlopenx). 97 De 3e periode had zonder bezwaar op 10 Mei kunnen zijn bevolen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 117