Nog in de nacht deed de O.L.Z. daarop opdracht geven aan C.-Groep Kil van het Zuidfront-Vg.Holland om de bruggen onder artillerievuur te nemen. De gebeurtenissen op 12 Mei waren aanleiding geweest, het Engelse vernie lingsdetachement weder uit Hoek van Holland naar Rotterdam aan te trekken, waarheen het met een sleepboot werd vervoerd. In de nacht werd het codewoord „Irene" uitgegeven, hetgeen betekende, dat de olievoorraden te Pernis moesten worden vernietigd en daarop werd het Engelse vernielingsdetachement, tezamen met het aangewezen Nederlandse geniedetachement, per vrachtauto naar Vlaar- dingen vervoerd, ten einde van daar naar Pernis te worden overgezet. Nadat reeds op 11 Mei bevelen waren gegeven, om een groot aantal krijgsge vangenen via IJmuiden af te voeren naar Engeland, hetgeen toen nog niet kon plaats hebben, werd op 12 Mei een konvooi van 600 man per trein naar IJmuiden vervoerd, dat aldaar te 17.00 aankwam, terwijl te 23.00 een tweede konvooi van 300 man per auto werd aangevoerd. Zij werden te IJmuiden ondergebracht en 13 Mei per S.S. Phrontis naar Engeland afgevoerd onder bewaking van een de tachement adelborsten en mariniers. Op deze dag werd op het lijk van een op Ockenburg gesneuvelde Duitse militair een dossier aangetroffen, behorende tot de Afdeling Ic (inlichtingendienst) van de staf van de 22e Luchtlandingsdivisie. In dit dossier bevond zich het volledige landingsschema van 22 Div., gegevens over Nederlandse troepen, een Fahndungsliste (lijst van te arresteren personen), gegevens over de wijze van optreden, kaarten, citoplans van den Haag met adressen van hooggeplaatste personen, ministeries e.d., gegevens voor verbinding tussen troepen en luchtmacht enz. Uit de gegevens bleek, dat de divisiestaf op Ypenburg had moeten landen. In combinatie met het op 10 Mei buitgemaakt dossier, werd een volledig overzicht verkregen van de inzet van deze divisie1). Het legerbericht, dat omtrent 12 Mei werd uitgegeven, doch eerst op 13 Mei verscheen, is opgenomen in Bijlage A. IV. Het gaf wel een zeer optimistische, om niet te zeggen euphemistische, weergave van de toestand, zoals die aan het eind van 12 Mei was. Kennelijk was het nog op 11 Mei geredigeerd en het liep dus ver achter de feiten aan. 99 De dossiers zijn via het Amerikaanse gezantschap in Amerika terecht gekomen en vormden zeer belangrijk studiemateriaal voor de geallieerden voor de organisatie van luchtlandingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 119