Het bekend worden van het vertrek van H.M. de Koningin en de Regering
maakte diepe indruk op Volk en Strijdkrachten. Aanvankelijk begrepen tallozen
niet de wijsheid van dit besluit en in het leger kreeg het moreel van velen hierdoor
een gevoelige slag.
Uit Hoek van Holland vertrokken bovendien nog tal van vluchtelingen. Tijdens
de inscheping barstte te 20.40 een hevig Duits luchtbombardement los, waardoor
slachtoffers vielen en een Engelse jager werd beschadigd.
Een andere belangrijke zaak betrof de Kon. Marine.
Tot goed begrip diene, dat de Chef Staf Zeemacht, vice-admiraal J. Th. Fürst-
ner, onder de O.L.Z. stond, doch dat hij eveneens bij Koninklijk Besluit was aan
gewezen als Bevelhebber van de Zeestrijdkrachten. Als zodanig voerde hij het
bevel over de zeegaande schepen, die niet waren ingeschakeld bij de rechtstreekse
verdediging van Nederland en waarmede de O.L.Z. dus geen bemoeienis had.
Daarnaast had de Chef Materieel van de Kon. Marine rechtstreeks bemoeienis
met de in reparatie of in aanbouw zijnde schepen.
Op 10 Mei en volgende dagen waren op last van deze beide vlagofficieren de
volgende, voor de verdediging van Nederland niet of niet meer benodigde en in
aanbouw zijnde schepen naar Engeland gezonden: de kruiser Sumatra, de tor-
pedobootjager Isaak Zweers 1), de sleepboot Zwarte Zee en de onderzeeboten
O 21J) en O 221) uit Vlissingen, O 23en O 24uit Rotterdam, de kruiser
Heemskerck J) uit Amsterdam, de mijnenlegger Willem van der Zaan, de mijnen
veger Jan van Gelder, de onderzeeboten O 9, O 10, O 13 en het bewakings
vaartuig B.V. 5 uit Den Helder.
In Engeland deed zich dientengevolge de behoefte gevoelen aan een staf voor
de leiding van deze marinestrijdkrachten.
Toen op 13 Mei de toestand verergerde en in een bespreking tussen de O.L.Z.
en de Chef Staf Zeemacht bleek, dat rekening moest worden gehouden met de
mogelijkheid, dat de strijd moest worden gestaakt, had laatstgenoemde zijn voor
nemen te kennen gegeven om als Bevelhebber der Zeestrijdkrachten naar Engeland
uit te wijken, zodra vaststond, dat de strijd zou worden gestaakt. De O.L.Z. was
het toen met dit voornemen niet eens.
De Chef Staf Zeemacht heeft daarop in de nacht enige voorbereidingen ge
troffen voor zijn vertrek en als zijn eventuele opvolger aangewezen schout bij nacht
F. J. Heeris, le vlagofficier in zijn staf.
In de namiddag meldde zich de op 10 Mei aangekondigde Engelse missie bij
de O.L.Z.
De generaal, leider daarvan, zou zich op de hoogte gaan stellen van de strijd
bij het Veldleger. Zijn komst werd althans bij de C.V. aangekondigd, die toen
echter bezig was met de regeling van de terugtocht en mededeelde, dat hij hem te
Gouda zou ontvangen, waar echter slechts een luitenant verscheen.
106
Deze schepen waren in aanbouw en dus niet door de Marine overgenomen.