nemen. In feite kon dit niet anders zijn dan het sanctionneren van een reeds ge vallen besluit. Volgens het verslag van het Hoofd van de Sectie operatiën, luitenant-kolonel van de generale staf Wilson, had deze nl., toen de Nederlandse kapitein-parlemen tair terugkwam met het nieuwe ultimatum en het bombardement aan de gang was of nauwelijks geëindigd, aan de Kantonnementscommandant verklaard, dat hij als gemachtigde van de O.L.Z., gelet op het feit, dat de verbindingen met de chefs waren verbroken en alle middelen der verdediging waren uitgeput en mede gelet op het ontzettende lijden, dat over de burgerbevolking werd gebracht, de kolonel machtigde om, indien hij op een bepaald tijdstip niet terug was, de capi tulatie aan te gaan. De bovenbedoelde machtiging van de O.L.Z. zelf werd overgebracht door een kapitein van de generale staf, die was toegevoegd geweest aan luitenant-kolonel Wilson. Deze kwam te Rotterdam aan, toen de Kantonnementscommandant reeds naar de Duitse commandant was vertrokken en keerde vóór diens terugkomst naar 's-Gravenhage terug. De Kantonnementscommandant had nl. niet op nadere machtiging gewacht, doch had na het vertrek van de luitenant-kolonel Wilson aan zijn troepen het bevel doen geven, het vuren te staken en zich vervolgens op weg begeven naar de Duitse commandant op het Noordereiland. Ongeveer gelijktijdig met de aankomst van luitenant-kolonel Wilson uit Rotter dam werd op het A.H.K. telefonisch bericht ontvangen, dat een Duits officier als parlementair bij het werk Griftenstein (tussen Utrecht en de Bilt) een schriftelijk ultimatum onder enveloppe had overhandigd, waarop binnen twee uur antwoord was verzocht. De kolonel, Commandant van de Groep Utrecht, had geweigerd, de enveloppe m ontvangst te nemen en deze ongeopend terug doen geven; hij had de parle mentair, die tussen Griftenstein en het fort aan de Biltstraat onder bewaking op antwoord wachtte, niet ontvangen. De inhoud van de enveloppe was echter voldoende duidelijk, daar te Utrecht pamfletten uit de lucht waren neergelaten, waaruit duidelijk bleek, dat bij niet aanvaarding van het ultimatum Utrecht zou worden gebombardeerd 1). 111 De te Utrecht afgeworpen pamfletten luidden: De Nederlandse Verdedigingsstelling aan de Grebbe is ingenomen! In de meerderheid zijnde Duitsche strijdkrachten zijn paraat, van het Oosten, Zuid-Westen en Zuiden onder gelijktijdigen inzet van sterkste Pantser- en Luchtstrijdkrachten (Bommenwerpers en Stuka's) de stad Utrecht in te vallen. Hierdoor vorder ik den Commandant te Utrecht op, den doellozen strijd op te geven en de stad over te geven om de stad zelf en de inwoners het lot van Warchau te besparen. Ik vorder U op, Uwe onvoorwaardelijke overgave te seinen (Frequenz 1102 h H 2, Roepteken: hol). Anders zou ik tot mijn spijt gedwongen zijn de stad Utrecht als Vesting te beschouwen en den aanval onder inzet van alle militaire middelen te beginnen. De verantwoording voor alle daaruit voortkomende gevolgen ligt uitsluitend bij U. 14 Mei 1940 De Duitsche Opperbevelhebber.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 131