dat van Belgische zijde alle medewerking voor voeding en legering zou worden verleend. Doordat er verschillende commandanten bevelen gaven, zonder dat iemand precies wist, wat er nu moest gebeuren, had het geheel nogal een verward verloop. De eerste Nederlandse troepen vertrokken reeds in de avond van 16 Mei naar België, waarbij, vermoedelijk door een misverstand, aanvankelijk de wapens aan de Belgische grens moesten worden achtergelaten. De pogingen van C.Z., om dit ongedaan te maken, mislukten en spoedig bleek hem, dat de Commandant van de Franse 68e Div. aandrong op afvoer van alle Nederlandse troepen, omdat de uniform verwarring gaf met de Duitse en ook overigens door de Fransen geen prijs op deze Nederlandse troepen werd gesteld. Op 17 en 18 Mei werd de afvoer voortgezet en op 19 Mei vertrokken ook de laatste Nederlandse troepen, die onder bevel stonden van C.-11-40 R.I. De C.Z. had op 18 Mei een bespreking met de Franse militaire autoriteiten en vervolgens (de reeds medegedeelde) met Z.K.H. Prins Bernhard, waarna hij met een kapitein van zijn staf en een Franse marine-verbindingsofficier naar Duin kerken vertrok, ten einde de verzorging en bestemming van de Nederlandse troepen te regelen. Door de stromen vluchtelingen bereikte hij Duinkerken eerst laat in de avond. Aldaar bevonden zich reeds vele Nederlandse troepen, waarvan de Franse com mandant een spoedig vertrek wenste. De C.Z. zond een opdracht aan zijn chef van de staf te Oostburg met opdracht, aan de verplaatsing der Nederlandse troepen door te werken en de niet benodigde officieren van de staf naar Duinkerken te verplaatsen, met uitzondering van 11-40 R.I., dat te Oostburg moest blijven, waar heen hij ook zelf zou terugkeren. Op 19 Mei trof de C.Z. te Oostende het marinedetachement uit Vlissingen aan, dat op vertrek naar Engeland wachtte. In de middag kwam hij te Oostburg terug, waar hij nog telefonisch contact met de Nederlandse Legatie te Londen kreeg. In een onderhoud met C.-68 Div. stemde hij er na veel aandringen mede in, dat ook 11-40 R.I. uit Zeeuwsch Vlaanderen zou vertrekken, waarna dit, zoals wij zagen, werd uitgevoerd. De C.Z. begaf zich daarna weder naar Duinkerken, doch trof te Oostende nog steeds het marinedetachement aan, dat hij opdracht gaf, op een bepaald tijdstip naar Duinkerken te gaan, indien er dan nog geen scheepsgelegenheid was. Te La Panne (laatste kustplaats in België) trof hij een ordelijk Nederlands detachement aan en daarna op 20 Mei te Duinkerken (waar inmiddels een deel van zijn staf was aangekomen) het marinedetachement, waarvoor hij transport naar Engeland wist te bewerkstelligen. Te Duinkerken heerste grote verwarring, terwijl de verzorging der Nederlandse troepen te wensen overliet. De Fransen wilden de Nederlandse troepen kwijt en hadden bevolen, dat een groot deel daarvan naar Cherbourg zou worden afgevoerd met het s.s. Pavon. De C.Z., van het kastje naar de muur gezonden bij zijn pogingen, een definitieve bestemmingsplaats voor zijn troepen en geld om hen te doen verzorgen te ver- 141

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 161