Generaal Winkelman heeft er, zoals is medegedeeld, na de aanval op Denemar ken en Noorwegen, die op 9 April 1940 aanving, wel rekening mede gehouden, dat aanvallen op de vliegvelden zouden plaats hebben en de verdediging daarvan doen versterken. De verschillen in opvatting tussen de beide opperbevelhebbers sproten voor een deel daaruit voort, dat zelfs voor een goede verdediging van een klein landsdeel te weinig troepen beschikbaar waren. In een dergelijk geval moeten verschillen in opvatting ontstaan, waarbij de een meent te kunnen en te moeten wagen, wat de ander niet verantwoord acht. Het spreekt vanzelf, dat bij ingrijpende wijzigingen grote nadelen in de koop moeten worden genomen. Zo is het te betreuren, dat van de vele arbeid, die aan de Peel-Raamstelling is ten koste gelegd, bij de zwakkere bezetting een belangrijk deel geen betekenis meer had. Voorts stelde de terecht in acht genomen geheim houding ten aanzien van de nieuwe voornemens de troepencommandanten in de Peel-Raamstelling en die van Brigade B op 10 Mei voor een geheel nieuwe en onverwachte toestand, die volgens de verslagen van grote invloed op het moreel van de troep is geweest. Het verloop van de gebeurtenissen in Noord-Brabant heeft bovendien doen zien, dat C.-Peeldivisie door de nieuwe toestand voor de taak stond, leiding te geven aan troepen over een front, waarvoor zijn bevelsapparaat geheel onvoldoende was en dat de tijd van voorbereiding voor zijn in de nieuwe toestand te volgen gedragslijn door het uitbreken van de oorlog uiterst kort is geweest. Het is niet de taak van de samensteller van dit overzicht, om zijn oordeel te geven over de verschillende plannen. Het oordeel daaromtrent van verschillende deskundigen zal wel steeds blijven uiteenlopen. Het vormen van een oordeel achteraf wordt bovendien in hoge mate beinvloed door het thans bekende verloop van de operatiën en het tevoren niet bestaande inzicht in de operatieplannen van de Duitsers, de Fransen (inbegrepen het Engelse Expeditieleger) en de Belgen, terwijl bovendien de verrassende aanval van het Luchtlandingskorps een in de gedachtensfeer niet meer weg te werken onzuivere beoordelingsfactor vormt, daar een dergelijke aanval, zoals reeds werd opgemerkt, tevoren niet in de overwegingen was opgenomen. Wel kan achteraf worden vastgesteld, dat het besluit van generaal Winkelman er toe heeft geleid, dat deze in Zuid-Holland beschikte over een eskadron pantser wagens en een regiment huzaren-motorrijders en dat de Lichte Divisie beschikbaar kwam op een gunstig punt om te worden ingezet tegen de as Moerdijk-Rotterdam. Was dit laatste niet het geval geweest, dan hadden de op of bij Waalhaven ge lande Duitse troepen nagenoeg allen tegen Rotterdam kunnen worden gebruikt in plaats van het ene versterkte bataljon, dat daar optrad. Bovendien kreeg de C.V. als gevolg van het gewijzigde plan de beschikking over Brig.B als reserve en de omstandigheden dwongen reeds spoedig tot de inzet van die brigade. Of III L.K. en Lt.Div., indien zij aan de verdediging van de Peel-Raamstelling 146

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 166