Op 18 Mei drongen de Duitsers Antwerpen binnen en bezetten zij de oostelijke Schelde-oever. Terwijl Belgische troepen in oost-Zeeuwsch-Vlaanderen aankwamen en aan de Schelde stelling namen, vertrok 60 D.I. op 19 Mei, de dag, waarop de Duitsers de Schelde bij Antwerpen overschreden, naar west-Zeeuwsch-Vlaanderen, van waar 68 Div. geleidelijk naar het kanaal van Zeebrugge werd teruggenomen. Op 21 Mei werd XVI C.A. onder Belgisch bevel geplaatst, toen de Duitsers Gent naderden. De beide divisiën van XVI C.A. werden aangewezen voor het bezetten van het kanaal van Zeebrugge naar Maldeghem. 68 Div. werd daarop 23 Mei naar Duinkerken verplaatst; 60 Div. volgde op 26 Mei, ruim één dag vóór de Belgische capitulatie, waaraan zij ternauwernood ontkwam. De verplaatsingen van de divisiën van het 7e Leger vergden zeer veel tijd, zodat deze niet meer tijdig konden worden ingezet, om aan de snelle Duitse opmars door Noord-Frankrijk een halt toe te roepen. Behoudens enkele eenheden, die nog ten zuiden van de Somme kwamen, werden de divisiën, naar gelang van hun aankomst, in de strijd geworpen. Voor zoveel zij niet in handen van de Duitsers vielen, kwamen zij terecht in de rond Duinkerken ingesloten Engelse en Franse troepen. Een deel daarvan is naar Engeland kunnen worden geëvacueerd en heeft daarna in midden- en zuid- Frankrijk nog aan de strijd deelgenomen. Het verloop van de operatie toonde aan, dat alle aan de manoeuvre Breda ver bonden gevaren, waarvoor het Franse opperbevel door de betrokken bevelhebbers tevoren was gewaarschuwd, daadwerkelijk aan de dag zijn getreden. De nadelen van onvoldoende voorafgaande afspraken met de Belgen en Neder landers deden zich bij voortduring gevoelen. Er was geen voldoende steun van luchtmacht. De Duitse opmars over Maastricht - Tongeren bedreigde de verbin dingen en deed de kans van afsnijding van het 7e Leger ontstaan. De schitterend voorbereide en met voorsprong op de berekende schema's uit gevoerde opmars naar Noord-Brabant moest reeds op 11 Mei worden geremd en op 12 Mei worden gestopt. Te midden van Belgische troepen en duizenden vluchtelingen moest het 7e Leger daarna over Belgisch gebied en over Belgische spoorwegen worden ver plaatst, met al de daaraan verbonden nadelen. Het 7e Leger ontbrak door de uitgevoerde riskante operatie op dat deel van het front, waar het, naar de te voren door de Commandant van het Noordoostfront kenbaar gemaakte mening, niet kon worden gemist en waar het wellicht nog tijdig tegen de Duitse doorbreking had kunnen worden ingezet. Niettegenstaande de zeer snelle opmars waren op 13 Mei slechts 1 D.L.M., de Verkenningsgroepen, 25 D.I.M. en de voorhoeden van 9 D.I.M. ten N.O. van Antwerpen ontwikkeld. Voor versterking was slechts de hoofdmacht van 9 D.I.M. beschikbaar, die naar het oosten had kunnen worden verplaatst. 4 en 21 Div. werden eerst in de nacht 174

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 194