Voor de Duitse opmars te land was het van groot belang, de bruggen over de rivieren, die zich nabij de Duitse grenzen bevonden, onvernield in handen te krijgen. Daartoe waren overvallen voorbereid, waarbij twee tot drie uren voorafgaande aan de algemene aanval patrouilles de grens overschreden met de opdracht, de bruggen onvernield te vermeesteren. Deze overvallen waren gemunt op de bruggen over de IJssel bij Zutphen en Westervoort, de bruggen over de Waal bij Nijmegen, de bruggen over het Maas- Waalkanaal, de Maas en het Julianakanaal en bovendien, via Nederlands gebied, op de bruggen over het Albertkanaal ten westen van Maastricht, Vroenhoven en Canne, dit in samenwerking met de daartoe voorbereide luchtlanding. Na de ervaringen in Polen met losse verbanden, was in 1939 voor het onderwer- pelijke doel de „Bau- und Lehrkompanie Brandenburg" opgericht (een camou- flagenaam) en daaruit was gegroeid het „Bataljon zur besonderen Verwendung Nr. 800", dat ressorteerde onder de Abwehrabteilung II (Sabotage im Feindes- land). Het was gelegerd in kampen, waar het voor het doel in het bijzonder werd ge oefend en vrijwel van de buitenwereld was afgesloten. De aangeworven leden van dit bataljon, waaronder zich Duitsers bevonden, die in de Nederlandse grens gebieden goed bekend waren, legden de eed van geheimhouding af. Onder valse voorspiegelingen waren daarvoor ook in Duitsland woonachtige Nederlanders geronseld, die eveneens werden beëdigd en eerst de dag, voorafgaande aan de aanval, op de hoogte werden gesteld van hetgeen zij moesten uitvoeren. Door deze overval-patrouilles werd gebruik gemaakt van Nederlandse unifor men en burgerkleding. In de Nederlandse pers van November 1939 waren be richten verschenen omtrent uniformen-smokkel naar Duitsland, zodat het geheim niet geheel was kunnen worden bewaard. Tegen de Waalbruggen bij Nijmegen was een bijzondere onderneming voor bereid, „Trojaanse paard" genaamd, welke bestond uit een rijnschip, waarin een compagnie militairen was verborgen. Dit schip moest op zodanig tijdstip over de grens varen, dat het vóór het aanvalsuur bij de bruggen aanwezig was en op dat tijdstip de bruggen kon bezetten, waar het spoedig door een over de grens komend Duits bataljon zou worden versterkt. Vóór 10 Mei is tweemaal een schip (zonder de militairen) naar Nijmegen ge zonden, teneinde na te gaan, hoeveel tijd het afvaren duurde en in hoeverre het mogelijk was, controle door douanen en door militairen en marine te vermijden. Tegen Maastricht werd, zoals later zal blijken, het Bataljon zur besonderen Verwendung (z.b.V.) Nr. 100 ingezet. Het is mogelijk, dat het hier hetzelfde Bataljon betreft als het Bat. z.b.V. Nr. 800, waarvan dan een compagnie (de 4e) is gebruikt voor de overvallen op de andere bruggen in Nederland. De gegevens hier omtrent zijn niet geheel duidelijk. In Maastricht en waarschijnlijk ook elders waren reeds in de nacht van 9/10 Mei personen in burgerkleding ondergebracht bij een Rijksduitser, teneinde op 10 Mei mede te werken aan de vermeestering der bruggen. 179

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 199