b. DE AANVAL VAN DE 7e VLIEGERDIVISIE EN DE VORMING VAN XXXIX L.K. Deze divisie bevatte voor de aanval de volgende onderdelen: Voor het vermeesteren van de Moerdijkbruggen was aangewezen II/F.S.J.R. 1, voor de bruggen bij Dordrecht 3-I/F.S.J.R. 1, terwijl het gros van I en de Reg. Staf van F.S.J.R. 1 moesten afspringen op het eiland van Dordrecht. Voor Waalhaven en Rotterdam waren bestemd III/F.S.J.R. 1, II/F.S.J.R. 2 (min 6), I.R. 16 en de overige eenheden. Het vliegveld Waalhaven werd gebombardeerd te 3.55. De nabij het vliegveld opgestelde Nederlandse jagers (G. 1) stegen op en schoten een aantal Duitse toestellen neer. Een tweede bombardement had plaats en kort daarna (ongeveer te 5.00) sprong III/F.S.J. 1 gedeeltelijk op, doch voornamelijk ten O., Z. en W. van het vliegveld. Dadelijk daarop landde het eerste échelon vliegtuigen met onderdelen van III/ I.R. 16, welke landingen daarna werden voortgezet. Hoewel tijdens de vlucht naar het vliegveld vele vliegtuigen werden afgeschoten en bij de landing zware verliezen werden geleden, was het vliegveld spoedig in bezit van de Duitsers, die er eveneens spoedig in slaagden, de Nederlandse lucht doelartillerie en -mitrailleurs buiten gevecht te stellen. Te ongeveer 6.00 landde generaal Student met zijn staf. Nadat III/I.R. 16 (min een compagnie) was geland, begaf dit bataljon, onder bevel staande van Oberstlt. von Choltitz, zich op mars naar de Maasbruggen te Rotterdam, waarbij in Rotterdam-zuid weerstanden moesten worden overwonnen. Gelijktijdig met het afspringen van III/F.S.J.R. 1 te Waalhaven waren 50 man van dit bataljon afgesprongen te Feyenoord, die daarna naar de bruggen waren opgerukt3). Ter weerszijden van die bruggen waren te 5.00 12 watervliegtuigen op de Maas gedaald, waaruit een compagnie van III/I.R. 16 met rubberboten aan land was gegaan op de noordelijke en zuidelijke Maasoevers 4). 185 F.S.J.R. 1 II/F.S.J.R. 2 (min 6e Komp.)2) I.R. 16 4/A.R. 22 2) 1 en 2/PionierBat. 22 3e Sectie Geneesk. Comp. Zie voor verdere details: „De strijd in Rotterdam, Mei 1940" en „De strijd om en in de Vesting Holland (zonder Oostfront)", voor wat het Zuidfront betreft. 2) De compagnieën waren bij de regimenten infanterie en F.S.J., de batterijen bij de afdelingen artillerie doorlopend genummerd. Bij de I.R. was de 13e Comp. de pantserafweercompagnie, de 14e de infanteriegeschutcompagnie. Volgens Gesch. 22 Div. van 11e Komp. (onder Kerfin). 4) Volgens Gesch. 22 Div. van 11e Komp. (Oberlt. Schrader).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 205