Hubicki) met toegevoegde officieren verschenen. Er had een onderhoud plaats in een ijssalon. Volgens C.-XXXIX L.K. beoogde de brief slechts uitstel en had de parlemen tair geen volmachten. Hij werd, volgens de Duitsers te 12.50 (Ned. tijd)1), teruggezonden met een ultimatum, waarvoor een tijdslimiet tot 16.20 was gesteld. Bij het vertrek van de parlementair, onder geleide van twee Duitse officieren, verscheen een eskader vliegtuigen, waarop C.-XXXIX L.K. een rode lichtkogel deed afschieten. Te 13.25, toen de parlementair en zijn geleiders bij de Willemsbrug (verbin ding met de noordelijke Maasoever) aankwamen, werd, op last van die Duitse officieren, opnieuw een rode lichtkogel afgeschoten. Halverwege de brug keerden de Duitse officieren terug en tegelijkertijd vielen de eerste bommen op Rotterdam-noord. Te 13.50 (Ned. tijd) zond C.-XXXIX L.K. een radiobericht aan C.-18e Leger inhoudende, Te 16.43 (Ned. tijd) zond hij een radiobericht aan C.-18e Leger, dat Rotterdam had gecapituleerd. Kesselring geeft in zijn boek een verslag van de commandant van het aan vallende luchteskader, dat wij hier overnemen. Deze schrijft (vert, van schrijver dezes): 196 dat de bomaanval niet meer had kunnen worden stopgezet en tijdens de lopende onderhandelingen plaats had; dat voortzetting een vraag was en dat de aanval voorlopig was verschoven. Het eskader 54, waarvan ik de commandant was, ontving door middel van de toenmalige generaal- majoor Putzier de opdracht, de onder generaal Student voor Rotterdam liggende troepen te onder steunen en wel zodanig, dat de Nederlandse tegenstander uit bepaalde delen van de stad, van waaruit hij de bruggen over de Maas flankeerde en tevens het oprukken van de Duitsers verhinderde, werd weggebombardeerd. Voor dit doel was op een kaart ingetekend, welke doelen met bommen zouden worden belegd 2). Kort vóór de start kwam van de luchtvlootcommandant de mededeling aan het eskader, dat Student de overgave van Rotterdam had geëist en in verband hiermede het bevel, een ander doel aan te vallen voor het geval, dat Rotterdam zich in de tussentijd (vliegtijd) mocht hebben over gegeven 3). Als teken hiervoor zouden op het Maaseiland vóór Rotterdam rode lichtsignalen worden afgeschoten. Ter uitvoering van de opdracht werd het eskader in twee ongeveer gelijke kolonnes ingedeeld. De aanval werd, ondanks de afweer, op ongeveer 750 m hoogte gevlogen, daar tengevolge van sterke damp zeer slecht zicht heerste en het eskader nadrukkelijk was bevolen, er voor te zorgen, dat slechts de op de kaart aangegeven doelen werden getroffen. Ik commandeerde de rechter colonne en daar er niets te zien was van rode lichtseinen op het Maaseiland, werd de aanval uitgevoerd. De bommen lagen precies in het bevolen gebied. De afweer op de grond hield nagenoeg geheel op, nadat de eerste bommen waren gevallen. De toenmalige Oberstleutnant Höhne, die de linker colonne commandeerde, zag rode lichtkogels op het Maaseiland, draaide af en viel het hem opgegeven reserve-doel aan. Volgens Ned. gegevens te 13.20. 2) Zie nevenstaande schets. 3) Indien deze eskadercommandant het gebeurde juist weergeeft, is de mededeling van Kesselring (zie blz. 195), dat niet bekend was, dat er werd onderhandeld, dus onjuist. Vast staat echter, dat C.-XXXIXe L.K. een radiobericht heeft ontvangen, dat de start niet meer geheel kon worden verhinderd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 216