Er was nog een afzonderlijke Staffel ingedeeld, dat was aangewezen voor samen werking met de hierna te noemen spoorwegbatterijen. Bij alle betrokken commando's waren verbindingsgroepen van de samenwer kende luchttroepen ingedeeld en de verbindingen door middel van radio, telefoon, luchtkoeriers en berichtkokerterreinen waren nauwkeurig geregeld. De luchtdoelartillerie was ingedeeld bij het luchtwapen en werd overeenkomstig de omstandigheden opgesteld en verplaatst. C.-X L.K. beschikte na het aanvalstijdstip (3.55) niet meer over een Afdeling luchtdoelartillerie, daar deze voorlopig haar taak in het uitgangsgebied behield, doch C.-XXVI L.K. kreeg Flakabt. 1/49 (d.i. Ie Afd. van Flakreg. 49) van 8,8 cm, terwijl de daarbij ingedeelde 9e Pantserdivisie kon beschikken over de leichte Flakabt. 94 (2-3,7 cm), waarvan echter een batterij werd gegeven aan S.S. Standarte Adolf Hitler, die was ingedeeld bij 227 Div. van X A.K. C-18e Leger beschikte over de S.S. Verfügungsdivision (S.S. V Div.) als reserve. Hiervan was de Standarte „der Führer" gedetacheerd bij X L.K., terwijl de ver sterkte Aufklarungsabteilung was gedetacheerd bij XXVI L.K. Bovendien moest de 208e Divisie, die na het overschrijden van de Rijn (in Duitsland) leger groepsreserve werd, volgens zijn aanwijzingen worden verplaatst. Bovendien beschikte C.-18e Leger nog over de Artilleriestaf met bijzondere opdracht 681, die o.m. was belast met de spoorwegbatterijen en over enkele pio nierstaven- en afdelingen, meet- en weerafdelingen. De door hem ter beschikking van zijn legerkorpsen gestelde onderdelen zullen daarbij worden vermeld. Merkwaardig is, dat C.-18e Leger rekening moest houden met de mogelijkheid, dat onzerzijds kunstmatige wijziging van de waterstand zou kunnen plaats vinden in het Apeldoornsch kanaal, de Maas, het Maas-Waalkanaal en de Zuid-Willems vaart en in verband daarmede bevelen gaf, dat de sluizen z.m. onvernield moesten worden bezet en bediend. Hij deelde mede, dat tot het tegengaan van vloedgolven in de Maas, die zouden kunnen ontstaan door het openen van de sluizen in het vestinggebied van Luik, door C.-6e Leger was bevolen, dat Pionierbataljon 42 de sluizen te Maastricht moest bezetten en dat door dit bataljon een vloedwaarschuwingsdienst in de om geving van de St. Pietersberg zou worden ingericht, die met radioseinen de stijging of daling van het water zou melden. C.-XXVI L.K. moest, in aansluiting aan C.-IX L.K. (van 6e Leger), een rivier bewakingsdienst instellen en daartoe vroegtijdig de sluis in de Maas bij Afferden in bezit nemen. Omtrent de toestand bij de vijand (bij Nederland en België) werd in de Auf- marschanweisung de navolgende beschouwing gegeven: 201

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 221