de artillerie nog op de O. oever moest blijven), werden de marsgroepen A en B in de loop van de avond in het gebied ten O. van Zutphen samengetrokken. Hoe was het intussen bij Snelle Groep Noord gegaan Deze had bij de opmars veel vertraging door brugvernielingen ondervonden, terwijl ook de pantsertrein Nr. 4, gevolgd door de troepentreinen Nrs. 4 en 4a, waarin I.R. 328 (min I) werd vervoerd, door spoorwegvernieling ten O. van Deventer eerst te 12.05 aldaar aankwam. De naar Zwolle gezonden afdeling kwam daar eerst te 9.05 aan en drong na een gevecht met een Nederlandse troep in de rand van Zwolle de stad binnen. Het gros van S.G.N. kwam eerst tegen het middaguur te Deventer aan en ont ving te 11.40 bevel om, indien de bruggen bij Deventer en Zwolle vernield waren, over de IJssel te gaan bij Gorssel (ten Z. van Deventer). De commandant (Standarte-Führer Sepp Dietrich) ontving een melding uit Zwolle, dat de brug intact was en verkreeg toestemming om aldaar over de IJssel te gaan. Te 22.20 meldde hij echter aan de D.C., dat het bericht onjuist was geweest en dat ook de IJsselbruggen bij Zwolle waren vernield. Intussen had C.-I.R. 328 (wiens Ie bataljon bij S.G.N. was ingedeeld) getracht, ten noorden van Deventer de IJssel te overschrijden en, hoewel hij slechts over drie Schlauchboten beschikte, gelukte het hem, zijn IIIe Bataljon bij de Steenfabriek te Kletterstraat (ten Z. van Olst) te doen overgaan. De D.C. zond 's avonds een Hauptmann van zijn staf naar Deventer en Zwolle, om de toestand te onderzoeken en deze berichtte, dat de vijandelijke weerstand aan de IJssel over de gehele linie zeer sterk was en dat alle bruggen waren vernield. Op grond hiervan besloot de D.C., I.R. 328 en S.G.N. naar Zutphen aan te trekken en daar te doen overgaan. In de vroege morgenuren van 11 Mei ging S.G.Z. uit Eerbeek voorwaarts in de richting Loenen tegenover vijand, die hevig weerstand bood en na deze te hebben verjaagd, rukte zij op naar Hoenderloo, dat te 10.20 werd bereikt en vervolgens naar Barneveld. S.G.M. ontving in de vroege morgenuren bevel, rijwielen bij elkaar te halen, met noodmiddelen het kanaal te overschrijden en over Beekbergen op Barneveld te stoten. De groepscommandant had des nachts te 1.50 bericht gezonden, dat ge rekend moest worden met sterke bezetting ten N.W. van Zutphen en dat zich een vijandelijk bataljon bevond bij Voorst2). Aangezien hierin een bedreiging van de IJsselovergang werd gezien, gaf de D.C. aan C.-I.R. 366 bevel, een bataljon, versterkt met een S.S. verkenningssectie, een sectie wielrijders en een sectie pioniers, de noordelijke flank van de divisie gedurende de overgang te doen dekken. Daartoe werd dit bataljon van 8.20 af met veren en Schlauchboten over de IJssel gezet. 214 1) Er waren nog slechts enkele verspreide Nederlandse groepen in het terrein, waarvan er slechts een het vuur op de Duitsers heeft geopend. 2) C.-I-35 R.I. van Groep IJssel-zuid, verdedigde te Voorst de zuidflank van zijn bataljon.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 234