De 256e Divisie moest zich in het bezit stellen van de spoorbrug bij Gennep en met drie aanvalsgroepen de overgang over de Maas forcerenvervolgens door stoten tegen de Peel-Raamstelling, deze bij Mill doorbreken en, over Uden op rukkend, de overgang over de Zuid-Willemsvaart bij Vechel vermeesteren. De divisie kreeg een pantsertrein en een troepentransporttrein ter beschikking, terwijl een overvalpatrouille was ingedeeld. De 9e Pantserdivisie, die zich bij Wesel bevond, moest op uur x naar een aan gegeven rayon achter de vóórdivisiën oprukken en zich gereed stellen om, indien de Maasbrug bij Grave zou worden vermeesterd, onmiddellijk daarover te kunnen oprukken, dan wel (na het gereed komen van een 8 tons brug bij Mook of een 16 tons brug bij Gennep en na verovering van bruggenhoofden in de Peel-Raamstel ling) over Mook en Gennep te kunnen voorwaarts gaan. Na het doorschrijden van de Peel-Raamstelling was het de taak van de 9e Pantserdivisie, door snel doorstoten de overgangen over de Zuid-Willemsvaart onvernield in handen te krijgen en op te rukken naar Tilburg en Breda, teneinde zo snel mogelijk de brug bij Moerdijk in bezit te nemen en met de hoofdmacht de Schelde te bereiken onder beveiliging tegen Antwerpen. Met artillerie versterkte onderdelen moesten daarna onmiddellijk vooruit gezonden worden ter bezetting van het eiland Walcheren, terwijl het scheepsver keer op de Westerschelde door artillerievuur moest worden belet. De spoorwegbatterij 664 (2 stukken) stond gereed te Kleef, om naar behoefte ten westen van Kleef, richting Grave of Mill te worden ingezet. De Rijnbeveiligingsafdelingen I en II (zie bij X L.K.) waren te x uur te Emme rich beschikbaar voor inzet op de Waal of de Maas. I/Flak 49 onder bevel van het Korps, beveiligde de gereedstelling en zou na het bereiken van de Maas en het gereed komen van de bruggen naar de westoever worden overgebracht. De bij Kleef geplaatste onderdelen van de Afdeling moesten zich gereed houden, om eventueel bij Grave te worden ingezet, ter beveiliging van de 9e Pantserdivisie tijdens de overgang. Het grensbataljon moest bij het overschrijden van de grens aldaar achterblijven. In de opmarsvakken van elk der beide voordivisiën waren groepen pioniers en brugcolonnes ingedeeld, terwijl een deel in reserve werd gehouden. Er moesten over de Maas worden geslagen: een 8 tonsbrug bij Mook, een 16 tonsbrug bij Gennep en een 24 tonsbrug bij Vierlingsbeek. De spoorbruggen bij Mook en Gennep moesten, indien zij onvernield in handen vielen, voor eenrichting-voertuigenverkeer worden ingericht. De aanval op 10 mei Alvorens de uitvoering van de aanval te beschrijven, vermelden wij, dat C.-18e Leger op 10 Mei te 5.05 uur, toen de aanval dus reeds geruime tijd aan de gang was, 230

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 250