en burgerkleding, waren voorbereid tegen de Maasbruggen bij Venlo, Buggenum,
Roermond, Maaseyck en Maastricht, tegen een brug over de Roer ten zuiden van
Roermond en tegen een aantal bruggen over het Julianakanaal. Deze zullen hierna
bij de legerkorpsen nader worden beschreven.
Zoals eerder is medegedeeld, was een overval uit de lucht met parachutisten en
zweefvliegtuigen voorbereid tegen de bruggen over het Albertkanaal te Veld-
wezelt, Vroenhoven en Canne en tegen het Belgische fort Eben-Emaël.
b. DE AANVAL VAN HET IXe LEGERKORPS
(General der Infanterie Hermann Geyer)
De 56e Divisie viel aan op een front van ruim 16 km van Broekhuizen tot Tege-
len (zuid van Venlo).
Tussen de noordelijke vleugel bij Broekhuizen en de zuidelijke aanval van de
Aufkl. Abt. van XXVI L.K. bij Afferden was een open ruimte van 20 km.
De divisiecommandant hoopte, de Maasbrug bij Venlo onvernield in handen te
krijgen en nog op 10 Mei te kunnen doorstoten tot de lijn Helenaveen - Meyel.
De divisie viel aan met drie aanvalsgroepen n.l.
noord: I.R. 171, gesteund door II/A.R. 156, Maasovergang bij Arcen en Lottum
midden: I.R. 192, gesteund door I/A.R. 156, Maasovergang bij Grubbenvorst;
zuid: I.R. 234, gesteund door III en IV/A.R. 156, Maasovergang bij Venlo.
I.R. 171 bereikte de Maas te ongeveer 4.30 en wist de westoever te 7.00 in han
den te krijgen.
I.R. 192 bereikte de Maas te ongeveer 6.00, doch was eerst te 9.00 in het bezit
van de westoever, waar de laatste weerstand te 10.45 werd gebroken.
Daarna begon brugslag, die eerst te 19.20 was beëindigd. Terwijl het regiment
met de twee bataljons naar het Z.W. oprukte, moest het laatst overgezette He
bataljon op last van de D.C. naar Blerik (tegenover Venlo) worden gezonden, om
daar de hardnekkige weerstand te helpen breken. Dit bataljon kwam, door Neder
landse versperringen opgehouden, eerst 22.05 te Blerik aan, toen daar de weer
stand reeds was gestaakt.
Belangwekkend is de geschiedenis van I.R. 234.
Er was een „Handstreich" beraamd tegen de brug bij Venlo, omdat er alles aan
gelegen was, deze onvernield in handen te krijgen, daar hiermede brugslag zou
worden voorkomen en het brugmateriaal kon worden gespaard voor de overgang
over de Zuid-Willemsvaart, die op 11 Mei moest plaats hebben.
Voor die Handstreich was versterkt III/I.R. 234 aangewezen, dat hiertoe in
drie groepen was verdeeld.
Een gemotoriseerde groep van Pionierbat. 156, onder bevel van Leutnant
Hertel, reed naar de brug, betrad deze en trachtte de springkabel door te snijden.
247
(Zie schets/kaarten Nrs. 1 en 2)