262 Artikel 6 1Wanneer de oorlogstoestand voor Nederland is ingetreden, bepaalt hij het strategische doel der operatiën van het Veldleger en van de andere, eventueel buiten het verband met het Veldleger, zelf standig optredende onderdeelen van de onder zijn bevelen staande weermacht. 2. Voor het uitvoeren of doen uitvoeren van operatiën, als bedoeld in het eerste lid, buiten het rechtsgebied van het Rijk in Europa behoeft hij Onze machtiging; deze machtiging wordt evenwel niet vereischt voor het doen optreden van strijdkrachten in of boven de Noordzee buiten de terri toriale wateren. 3. Hij houdt Ons nauwkeurig op de hoogte van den loop en de uitkomsten der oorlogshandelingen van de vooruitzichten der oorlogvoering en van alle te zijner kennis komende inlichtingen, welke voor de beoordeeling van den krijgskundigen toestand van belang zijn. Artikel 7 1 - Hij is bevoegd een onder zijn bevelen staand militair van zijn functie te ontheffen, dan wel in de uitoefening van zijn dienstbetrekking te schorsen, wanneer dit door het dienstbelang wordt ge vorderd. 2. Indien de oorlogstoestand voor Nederland feitelijk is ingetreden, is hij bevoegd tot het over plaatsen van onder zijn bevelen staand personeel, met uitzondering van overplaatsingen, welke inge volge eenige regeling door Ons dienen te geschieden. 3. Zoolang de oorlogstoestand voor Nederland niet feitelijk is ingetreden, is hij bevoegd tot het overplaatsen van onder zijn bevelen staand personeel met uitzondering van opperofficieren, divisie brigade-, regiments-, of korpscommandanten, en, voor zover de marine betreft, van vlagofficieren en commandanten der marine en van door Ons tot hun functie benoemde commandanten van schepen en inrichtingen, alsmede van overplaatsingen, welke ingevolge eenige wettelijke regeling door Ons dienen te geschieden. Artikel 8 Bij ontstentenis wordt, in afwachting dat door Ons in de vervanging zal zijn voorzien, de functie van Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht waargenomen door den Chef van den Staf van de Landmacht van het Algemeen Hoofdkwartier. Artikel 9 Deze instructie kan worden aangehaald als „Instructie O.L.Z.-1939". Artikel 10 Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van Ministers. 's-Gravenhage, den 6 Mei 1939. (get.) WlLHELMINA. De Minister van Defensie, (get.) van Dijk. De Minister van Staat, Minister van Algemeene Zaken, Voorzitter van den Raad van Ministers, (get.) Colijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 282