Verdient het wellicht aanbeveling, deze troepen in een meer westelijke op stelling te plaatsen, bijv. in de lijn Tilburg-'s Hertogenbosch, waar meer zeker heid wordt verkregen, dat zij over de rivieren kunnen worden teruggenomen Hierbij moet worden opgemerkt, dat de eerste O.L.Z. de in Noord-Brabant aanwezige troepen een minimum achtte, om op de doormarswegen naar België (dus naar toekomstige bondgenoten) weerstand te bieden en tevens te voldoen aan artikel 5 van het „Verdrag nopens de rechten en verplichtingen der on zijdige mogendheden in geval van oorlog te land". Dit artikel schrijft voor, dat een onzijdige mogendheid niet mag dulden, dat een oorlogvoerende mo gendheid troepen enz. door haar grondgebied doet trekken. Tegenover deze opvatting van generaal Reynders staat de meer gangbare opvatting, dat rekening diende te worden gehouden met een Duitse aanval, waardoor de oorlogstoestand zou intreden, en dat aan de grote eenheden een dienovereenkomstige opstelling en taak diende te worden gegeven. Voor de oplossing van de vraagstukken waren bovendien nog enige andere factoren van belang. In December 1939 had de O.L.Z. een verzoek aan de M.v.D. gedaan om gelden beschikbaar te stellen voor het aanleggen van betonversterkingen in de stellingen van het Veldleger en in de Peel-Raamstelling, zowel als in het Oostfront-Vg.Hol land. De M.v.D. was echter van oordeel, dat er geen geld- en materiële middelen konden worden gevonden om daaraan te voldoen, zodat ook uit dien hoofde be perking tot de te kiezen hoofdverdediging noodzakelijk was. Voorts waren in November van Franse zijde mededelingen ontvangen, dat het voornemen bestond om bij een aanval van de Duitsers op Nederland en België, Franse troepen naar Noord-Brabant te zenden met de suggestie, in de omgeving van Breda verdedigingsvoorbereidingen te treffen. (Hierop wordt nog terugge komen.) Ten slotte was van invloed, dat in Januari 1940 een mededeling van het Belgische Opperbevel was ontvangen, inhoudende, dat uit stukken, buitgemaakt uit een Duits vliegtuig, dat een noodlanding had gemaakt, was gebleken, dat van Duitse zijde een aanval op België en Nederland werd voorbereid. Het is voor een juist inzicht gewenst, enkele gegevens te verstrekken omtrent de verschillende stellingen. De Grebbestelling bood (als stelling uitgebouwd zijnde) vele voordelen boven het Oostfront-Vg.FIolland. Zij beschermde een groter deel van het land, was verder verwijderd van de centra Amsterdam en Utrecht en bood door het meer bedekte terrein belangrijk meer bescherming tegen zicht uit de lucht. Gebleken was, dat de inundaties beter waren, dan vroeger was verwacht, doch dat vóór de Grebbe- berg voorzieningen nodig waren, om het daar aanwezige acces te kunnen inunderen en de watertoevoer bij lage Rijnstand te verzekeren. Het Oostfront-Vg.Holland had weliswaar zeer goede inundaties (nadat die zouden zijn gesteld), doch bestond uit polderland, dat geen dekking tegen vlieg- 9

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 29