284 Artikel 6 Indien niet kan worden vastgesteld, welke krijgsraad te velde bevoegd is van een strafbaar feit, begaan door een aan de rechtsmacht van de krijgsraden te velde onderworpen personen, kennis te nemen, alsmede in geval de berechtiging door den, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 5 van dit besluit bevoegden, krijgsraad te velde naar het oordeel van den opperbevelhebber van land- en zee macht bezwaren met zich brengt, kan deze op verzoek van den meest gereden commandeerenden generaal een krijgsraad te velde aanwijzen teneinde met uitsluiting van iederen anderen krijgsraad te velde het betreffende feit te berechten. Artikel 7 Dit besluit treedt terstond in werking. Het kan worden aangehaald als „Organisatie-besluit rechtspleging te velde 1940. Inhoud van het K.B. van 10 Mei 1940 tot het vaststellen van een datum als bedoeld in arti kel 1 van het Organisatie-besluit rechtspleging te velde 1940. In dit K.B. wordt bepaald, dat voor: a. den commandat van de vesting Holland, b. den comman dant van het veldleger, c. den commandant van het le legerkorps, d. den commandant van het 2e legerkorps, e. den commandant van het 3e legerkorps, f. den commandant van het 4e legerkorps, g. den commandant van de stelling Den Helder, in hun hoedanigheid van commandeerend generaal als bedoeld in artikel 243 van de „regtspleging bij de landmagt" en in het Organisatie-besluit regtsple- ging bij de landmagt en in het organisatiebesluit regtspleging, te velde 1940, als datum met ingang waarvan zij een of meer krijgsraden te velde zullen benomen, wordt vastgesteld: 11 Mei 1940. Auditeurs-militair en hun plaatsvervangers. Bij Koninklijk Besluit van 10 Mei 1940 zijn benoemd bij de krijgsraden te velde met ingang van den dag van indiensttreding 1. Tot auditeur-militair te velde, de res.-kap. der artillerie, mr. G. W. Bunnier; de res.-kap. der grenadiers, mr. H. F. Verveen; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. Z. Heimens Visser; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. J. W. U. Doornbos; de res.-kap. der infanterie, mr. P. Kapteijn; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. D. J. Veegens; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. J. P. G. v. Velzen; de res.-kap. der artillerie, mr. J. J. Plugge; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. G. H. L. Arriens en de res.-kap. v. alg. dienst, mr. D. J. van Gilse. 2. Tot auditeur-militair te velde-plaatsvervanger de kap. der infanterie, mr A. F. Stefïen; de res.- kap. der infanterie, mr. A. Beets; de kap. der infanterie, mr. P. M. C. J. Hamer; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. J. J. van den Berg; des res.-kap. der artillerie, mr. W. F. Schokking; de res.-kap. der infanterie, mr. A. H. M. H. Receveur; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. R. W. J. C. van den Wall Bake; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. J. van Ginhoven; de res.-kap. v. alg. dienst, mr. E. J. Mulder en de res.-kap. van alg. dienst, mr. F. Kool.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 304