285
Bijlage A III
LEGERBERICHTEN VAN 11 MEI 1940
Legerbericht van het Nederlandsche Opperbevel van u Mei 1940, Nr. 1
s-Gravenhage, 11 Mei. Fransche en Engelsche strijdkrachten zijn ons te hulp gesneld, en zul
len gezamenlijk met de Nederlandsche troepen onzen vaderlandschen bodem verdedigen. Onze
grenstroepen volbrachten moedig hun taak. De hun opgedragen vernielingen werden tot stand ge
bracht. Daarna werden zij grootendeels teruggenomen.
Na verwoede aanvallen van onze troepen, welke vier uur duurden, is Mill dat gisteren in handen
van den vijand was geweest, dienzelfden dag door ons hernomen. Daarbij werd de geheele Duitsche
bezetting van een pantsertrein vernietigd. In den trein zijn in het Nederlandsch gestelde pamfletten
en Nederlandsche uniformen aangetroffen.
Volgens de laatste berichten van het oude fort Pannerden, hield de bezetting, ondanks de vijande
lijke actie, hardnekkig stand. Ten Oosten van Arnhem en meer stroomafwaarts is de vijand er in ge
slaagd de IJssel te overschrijden.
Engelsche luchtstrijdkrachten hebben Waalhaven, het eenige zich in Duitsche handen bevindende
vliegveld, herhaaldelijk gebombardeerd. Duitsche troepen zijn van dit vliegveld doorgedrongen tot
enkele punten in Rotterdam. Een krachtige zuiveringsactie is thans tegen hen nog gaande. Te 's-Gra
venhage is een poging tot overrompeling van het hoofdcommissariaat van politie volkomen mislukt.
Aldaar is uit enkele huizen, bewoond door Duitschers, die tot dusverre gastvrijheid genoten in ons
land, op Nederlandsche militairen, en politie geschoten. Hieraan is op doeltreffende wijze een eind
gemaakt.
Hoewel op enkele plaatsen wederom parachutisten zijn gedaald, is hun aantal zeer gering. Zij
deelden het lot van de gisteren gelande parachutetroepen en werden grootendeels vernietigd.
HET VADERLAND VAN 12 MEI NAM IN HET OCHTENDBLAD NOG O.M.
HET VOLGENDE OP
Het Algemeen Hoofdkwartier deelt ons het volgende mede
Gisteren hebben te 's-Gravenhage woonachtige Duitschers van een huis aan de Suezkade uit ge
tracht naar het centrum van de stad op te rukken.
Een afdeeling Nederlandsche troepen heeft hen teruggejaagd naar de Suezkade, waar zij zich in 't
even genoemde huis opnieuw vastzetten. Een van onze pantserwagens heeft dit huis met zijn kanon
beschoten, waarna de Duitschers, die nog in leven waren, zich hebben overgegeven.
De Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht deelt mede, dat tegenover ieder huis van waar uit
op Nederlanders zal worden geschoten, op overeenkomstige wijze zal worden opgetreden.
WAARSCHUWING VAN DEN OPPERBEVELHEBBER
TEGEN HET VERSPREIDEN VAN VALSCHE GERUCHTEN
De Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht waarschuwt uitdrukkelijk tegen het verspreiden
van valsche geruchten. Het verder vertellen van ongecontroleerd alarmeerend nieuws dient met alle
middelen te worden tegengegaan. Zij, die zich daaraan schuldig maken, spelen in de kaart van den
vijand, voor wien men vergete het nimmer de verspreiding van sterk overdreven of geheel
fantastische tijdingen een onderdeel is van de oorlogsvoering. Weldenkende Nederlanders zullen
kwade geruchten uit onbekende bron op de eerste plaats niet gelooven. Zij zullen zich er derhalve
van onthouden deze geruchten verdere bekendheid te geven. De verspreiders daarvan zullen zij met
name wijzen op hun verkeerde handelwijze. Men geloove alleen wat men zelf gezien en ondervonden
heeft en geve daarvan, voor zoover er aanleiding toe bestaat, uitsluitend kennis aan de bevoegde
Nederlandsche autoriteiten. Ook deze ware berichten dienen niet verder te worden verspreid daar
zijj gaande van mond tot mond, vormen plegen aan te nemen, sterk afwijkende van het oorspronke
lijke.
Zij, die in verantwoordelijke functies zijn geplaatst en berichten ontvangen van belang voor de
landsverdediging of ter handhaving van de openbare orde, welke berichten zij niet als volkomen aan
nemelijk kunnen beschouwen, zijn gehouden navraag te doen van zegsman tot zegsman, teneinde
vast te stellen uit welke bron het bericht afkomstig is.
Bij twijfel omtrent de waarheid der mededeelingen, zooals zij kwamen van den oorspronkelijken
zegsman, zal deze voor de militaire of gemeentepolitie geleid worden om ter zake te worden verhoord.
Overgenomen uit het Dagblad „Het Vaderland" van 12 Mei 1940.